x
   

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

   

1. Iemand heeft een stuk ijzerdraad van 120 cm lang en maakt daar het prisma hiernaast van. De voorkant en achterkant zijn gelijkzijdige driehoeken met ribben x

Dan is de inhoud gelijk aan   I = x2√3 • (10 - ½x)

     
a. Toon aan dat deze formule juist is
       
b. Bereken algebraïsch de maximale inhoud van zo'n prisma.
     

1026,4

2. Het aantal ademhalingen per minuut (N) van een hardlopende atleet blijkt af te hangen van zijn snelheid (v in km/uur).
Een sportfysioloog meet de volgende waarden bij een klant van hem:
N 8 8,11 8,64 9,76 11,62 14,32 17,98 22,67 28,48 35,49
v 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18
De fysioloog vermoedt dat er een verband geldt van de vorm  N(t) = 8 + avb
a. Onderzoek welke waarden van a en b bij de tabel met meetwaarden zouden passen.
       
Neem voor de rest van deze opgave  N(v) = 8 + 0,02 • v2,6
Het valt de fysioloog verder op dat er bij elke ademhaling 0,2 liter lucht wordt ingeademd, en dat die hoeveelheid onafhankelijk is van de snelheid van de atleet.

De atleet  zegt "Goh, ik ben hier ook hardlopend naar toe gekomen, en ik moest langs zo'n stinkende sloot van 5 km lang. Gatver! Daar ben ik maar zo hard mogelijk langs gelopen. Ik wilde zo min mogelijk van die lucht binnenkrijgen!"
"Hmmm..." zegt de fysioloog en hij krabt nadenkend aan zijn kin,  "Dat duurde dan misschien wel korter, maar dan haalde je juist váker adem..."
b. Neem aan dat de klant met constante snelheid langs de sloot liep.
Toon aan dat dan voor de totale hoeveelheid lucht die de klant langs de sloot lopend binnenkreeg geldt: 
L = 480/v + 1,2v1,6
c. Hoe snel had de klant langs de sloot moeten lopen om zo weinig mogelijk vieze lucht binnen te krijgen?
Geef een algebraïsche berekening.

v = 8,36

3. Iemand wil drie stukken land omheinen zoals hiernaast getekend.
De totale lengte van de omheining is 500 meter.
Als de breedte gelijk is aan x dan geldt voor de oppervlakte van de drie stukken samen: 
O
= 250x - 2x2

     
a. Toon dat aan.
b. Bereken algebraïsch de maximaal te omheinen oppervlakte.
     

7812,5

       
4. Iemand wil het stuk land naast zijn huis omheinen.
Hij heeft in totaal 80 meter omheining tot zijn beschikking.
Langs het 12 meter lange huis hoeft geen afrastering te komen.
Kies de afstand x als in de figuur hiernaast.
Dan geldt voor de oppervlakte van het omheinde stuk:   O  =  22x - x2 + 408
     
  a. Toon dat aan
     
  b. Bereken algebraïsch de maximaal te omheinen oppervlakte.
   

529

  c. Voor welke omheininglengte is de maximale oppervlakte te vinden bij x = 8?
   

68 m

       
5. Een leraar wiskunde maakt een draadcilinder om in de klas te gebruiken. Om het geval een beetje stabiel te krijgen maakt hij tussen de bovencirkel en de ondercirkel vier opstaande "ribben".
De leraar gebruikt in totaal 100 cm ijzerdraad.

Als de cirkels straal r hebben, dan geldt voor de inhoud van de cilinder:   I = 25πr2 - π2r3

     
  a. Toon dat aan.
       
  b. Bereken de maximale inhoud van zo'n draadcilinder.
     

736,8

  c. Natuurlijk kan de leraar ook méér ribben dan vier gebruiken om zijn cilinder nog steviger te maken.
Toon aan dat de maximale inhoud altijd ligt bij  r = 50/ ongeacht het aantal ribben.
       
6. Van ijzerdraad wordt een regelmatige vierzijdige piramide gemaakt   De totale lengte van het ijzerdraad is 120 cm.
Als de bodem een vierkant van x bij x is, dan geldt voor de inhoud:
I =  1/3x2 • √(1/2x2 - 60x + 900)
       
  a. Toon dat aan.
       
  b. Onderzoek met je GR wat de maximale inhoud van zo'n piramide is.
     

821,3

       
7. Midden in een regelmatige vierzijdige piramide met grondvlak 8 bij 8 en hoogte 12 wordt een balk gezet die er "precies in past".
Als de balk grondvlak x bij x heeft, dan geldt voor de inhoud ervan:
I = 12x2 - 11/2x3

     
  a. Toon dat aan.
     
  b. Bereken hoeveel procent van de inhoud van de piramide maximaal door zo'n balk in beslag genomen kan worden.
   

44,44%

  Als de figuur in de piramide niet een balk is maar een cilinder, dan geldt voor de inhoud: I = 12πr2 - 3πr3  waarbij r de straal van het grondvlak is.
       
  c. Toon dat aan.  
       
  d. Beantwoord vraag b) ook voor de cilinder.
     

34,91%

       
8. Hiernaast zie je een afbeelding van een schuurtje dat je achterin je tuin kunt laten zetten.
De lengte is 1,5 keer de breedte.
De opstaande wanden kosten 150,- per m2 (inclusief de deur en de ramen)
Het dak is van een duurder materiaal en kost  250 per m2
De kosten van de vloer zijn te verwaarlozen.

Stel dat je graag wilt dat de inhoud van je schuurtje minstens 60 m3 is.

Wat is dan het goedkoopste schuurtje dat je kunt laten maken?

     

13158

       
9. Hiernaast staat een houten kistje met een vierkant grondvlak en een inhoud van 8000 cm3 .
De bodem en de zijkanten zijn van hout en kosten  0,005 per cm2
Het deksel is van glas en kost  0,008  per cm2 

Voor de totale materiaalkosten van zo'n kistje geldt dan:
K = 160/x + 0,013x2

     
  a. Toon dat aan
     
  b. Bereken algebraïsch hoeveel het goedkoopst mogelijke kistje (onder deze voorwaarden) kost.
     

13,10

       
10. Hiernaast zie je een glazen potje met een metalen deksel, en een inhoud van precies 1 liter.
Het glas kost  0,02 per cmen het metaal kost  0,05 per cm2
Het deksel heeft een opstaande rand die 2 cm breed is.

Je kunt de dikte van het potje verwaarlozen, dus doe maar  alsof het deksel dezelfde straal heeft als het grondvlak van het potje.

Dan geldt bij straal r cm van het grondvlak voor de totale materiaalkosten van het potje:  K = 0,07πr2 + 40/r + 0,2πr

       
  a. Toon dat aan.
       
  b. Bepaal de minimale kosten.
     

16,03

       
11. Je wilt graag een cilindervormig blikje met een inhoud van 1 liter (1000 cm3) maken. Het materiaal (blik) kost 0,004 per cm2 .
Maar om het geheel aan elkaar te solderen zijn er drie naden nodig:  twee langs de omtrek van bovenvlak en ondervlak, eentje langs de hoogte h. Een naad kost 0,008 per cm.

Stel een formule op voor de totale kosten van zo'n blikje en bepaal met je GR de minimale kosten.

 

     

2,83

   

12. In de Verenigde Staten moet men bij het versturen van een postpakket rekening houden met het volgende voorschrift:

De som van de lengte en de omtrek loodrecht op die lengte mag niet meer zijn dan  250 cm.

Voor een balk geldt dat bij maximale inhoud, de doorsnede dan een vierkant moet zijn.
     
  a. Leg uit waarom dat zo is.
     
  b. Bereken de maximale inhoud van een balkvormig postpakket.
   

144676 cm3

  c. Bereken de maximale inhoud van een cilindervormig postpakket.
     

184207 cm3

       
13. In een gelijkbenige driehoek ABC met basis AB = 12 en hoogte 10 wordt een rechthoek PQRS getekend.
Noem AQ = x
Dan geldt voor de oppervlakte van de rechthoek:
O = 20x - 31/3x2

     
  a. Toon dat aan.
     
  b. Bereken algebraïsch de maximale oppervlakte van PQRS.
     

30

  c. Hoe groot zou de hoogte van de driehoek moeten zijn als de rechthoek met maximale oppervlakte een vierkant is?
     

  6 

       
14. Een boer heeft een rechthoekig stuk grond van 300 bij 400 meter. Hij wil daar graag op een deel maïs op verbouwen en op een deel koolzaad. De rest mag leeg blijven voor zijn kinderen om op te spelen. Hij wil beide bebouwde stukken precies vierkant van vorm hebben, en aan elkaar aansluiten.  Hieronder zie je drie mogelijkheden.
       
 

       
  We stellen de afmetingen van het veld maïs gelijk aan x bij x. Omdat de boer de onderrand van zijn gebied helemaal vol wil bouwen moet dan gelden  10 < x < 40.
Zijn kinderen rekenen snel uit dat voor de oppervlakte van het leeg gebleven gebied geldt  O = 800x - 2x2 - 40000
       
  a. Toon dat aan.  
       
  b. Welk advies zullen de kinderen hun vader geven om zoveel mogelijk speelruimte te krijgen?
       
15. Ik wil graag een bijkeukentje aan mijn huis laten bouwen.
De inhoud ervan moet 30 m3 worden.
Ik kan kiezen uit de twee ontwerpen hiernaast: het bovenste ontwerp heeft de vorm van een balk, het onderste is prismavormig. Van beide ontwerpen is de bodem vierkant. Het dak van het prismavormige ontwerp staat onder een hoek van 45°

De aannemer vertelt mij dat opstaande wanden  50,- per m2 kosten, en het dak   80,- per m2 en de vloer  30,- per m2.
(De wand tegen het huis aan is gratis; daar hoef je alleen een opening in te maken).

Voor de kosten van de twee ontwerpen gelden de volgende formules:

 

K  = 4500/x + 110x

 

K = 4500/x - 5x2  + 80x22

     
  a. Toon deze formules aan
     
  b. Bereken voor beide gevallen de minimale kosten voor zo'n bijkeuken.
     
       
16. Hiernaast staat een kastje voor aan de muur. Het kastje heeft zes vakjes. 
De voor- en achterkant zijn open.
Het kastje is gemaakt door een plank van 50 cm breed in stukken te zagen, en is dan ook 50 cm diep.

De plank waar het kastje uit gemaakt is was 600 cm lang.

Bereken in dat geval de maximale inhoud van dit kastje.

     

  375000 cm3 

       
17. Van een cirkelvormig stuk plastic folie met een straal van 6 meter wordt een cilindervormig badje gemaakt door de rand omhoog te vouwen.
       
 

       
  Bereken de maximale inhoud van zo'n badje.
     

  32π 

       
18. Karel's geluk op een dag is evenredig met de functie  G = w2s
Daarin is w het aantal glazen wijn dat hij die dag heeft gedronken, en s het aantal sigaren dat hij die dag rookt.
Een glas wijn kost echter  €3,-  en een sigaar  €2,-.
Hij heeft op een dag slechts € 90,- beschikbaar.

Hoe moet hij zijn geld tussen wijn en sigaren verdelen om zo gelukkig mogelijk te worden?

     

  20w + 20s 

       
19. Twee rechthoekige stukken land moeten worden afgezet met gaas. De stukken land zijn aan één kant begrensd door een sloot dus daar hoeft geen afrastering te komen. De oppervlakte van het totale stuk ABCD blijkt maximaal te worden voor  x = 100.

Bereken de totale lengte van het gaas.

 

     

  600 

       
20. Examenopgave VWO Wiskunde A, 1995.

Bij het inrichten van polders verdeelt men deze in rechthoekige stukken land, zogenaamde kavels. Daarbij stelde men zich de vraag: "Wat zijn de gunstigste afmetingen voor een kavel?"
Grote kavels vergen minder investeringen en onderhoudskosten voor wegen en sloten. Echter, een grote kavelbreedte levert hoge kosten voor drainage op.
Onder bepaalde aannames kwamen de ontwerpers tot het volgende verband tussen de lengte (L) en de breedte (B) en de totale kosten per hectare (K) van een kavel:
       
 

       
  K in euro, L en B in hectometers (1 hectometer = 1hm = 100m)
Voor een kavel met oppervlakte van 30 hectare (= 30 hm2 ) geldt dan:  K = 21271/L + 232,6L
       
  a. Toon dat aan.
       
  b. Bereken algebraïsch bij welke afmetingen een kavel van 30 hectare zo goedkoop mogelijk is.
     

  3,14 × 9,56 

       
21. Hiernaast zie je een goot die is gemaakt van een zinken plaat die een breedte van 80 cm heeft.

De hoeken die de opstaande zijden met de bodem maken zijn 120°.
De voor-en achterkant staan loodrecht op de bodem.
Noem de breedte van de bodem b.

Voor de oppervlakte O van de dwarsdoorsnede geldt dan:
   
  O = √3(-0,1875b2 + 10b + 400)
     
  a. Toon dat aan
       
  b. Bereken de maximale oppervlakte van de dwarsdoorsnede van deze goot.
     

  523,76 

       
22. Uit een boomstam met cirkelvormige doorsnede (straal r = 9 cm) wordt een houten balk gezaagd. Een doorsnede staat in de figuur hiernaast. Men zaagt de niet-gearceerde stukken weg.

Voor de draagkracht (D) per meter van een balk met hoogte y en breedte x blijkt te gelden:  D = 3xy2.

(D in  kg/m en x en y in cm) 

  Hoe moet men de afmetingen x en y kiezen om een balk met een zo groot mogelijke draagkracht te krijgen?
     

  6,87 × 16,63 

       
23. Een stuk ijzerdraad van twee meter lang wordt in twee stukken geknipt.
Van het ene stuk wordt een vierkant gemaakt, van het andere stuk een gelijkzijdige driehoek.
Wat is de maximale oppervlakte van dat vierkant en die driehoek samen?
       
24. Examenopgave VWO Wiskunde A, 2001.

Een gemeente wil uitbreiden door het bouwen van een nieuwe wijk en doet onderzoek naar de kosten van het plan daarvoor. Er zijn twee soorten kosten voor de gemeente:

  de kosten van aankoop van de grond. In deze situatie bedragen de kosten 170000 gulden per hectare (1 hectare = 10000 m2)
  de kosten van het bouwrijp maken. Dit betreft kosten voor de aanleg van bijvoorbeeld wegen, rioleringen en groenvoorzieningen. Deze kosten zijn hoger naarmate het aantal woningen dat per hectare gebouwd zal worden groter is.
       
  Voor de kosten (B) per hectare van het bouwrijp maken in duizenden guldens geldt:   B = 0,4 · x1,8 .  Hierbij is x het aantal woningen per hectare
De totale kosten per woning die de gemeente maakt noemen we K. Voor het verband tussen K en x kan de volgende formule worden afgeleid:    K = 0,4 · x0,8170/x
Hierbij is K in duizenden guldens.
       
  a. Toon dat aan.
       
  De gemeente wil dat de kavelgrootte (dat wil zeggen de grondoppervlakte) voor alle woningen hetzelfde is. Bovendien wil men dat de totale kosten die de gemeente per woning maakt minimaal zijn. Dit is het geval bij ongeveer 32,7 woningen per ha.
       
  b. Stel een formule op voor de afgeleide van K en toon met behulp daarvan aan dat de totale kosten inderdaad minimaal zijn bij ongeveer 32,7 woningen per ha.
       
25. Examenopgave HAVO, wiskunde A, 2007.
 

 

  Een fabrikant maakt radiatoren voor de verwarming van de badkamer. Hiernaast zie je zo’n radiator. De radiator bestaat uit twee rechtopstaande stalen buizen met een lengte van h cm en tien stalen dwarsbuizen die elk b cm lang zijn. We laten de dikte van de buizen in deze opgave buiten beschouwing. De hoogte van de radiator is dus h cm en de breedte b cm.

Voor één radiator wordt altijd in totaal 900 cm aan buizen gebruikt.
De breedte van een radiator is 50 cm.
     
  a. Bereken van deze radiator de hoogte in centimeter.
   

  200 cm 

  De totale lengte van de twaalf buizen van één radiator moet dus 900 cm zijn. Een hogere radiator wordt dan smaller, en een lagere radiator wordt breder. Hoogte h en breedte b zijn dus afhankelijk van elkaar. Er is een lineair verband tussen h en b.
       
  b. Stel een formule op waarin h uitgedrukt is in b.
       
 

In de figuur rechtsboven  is het grijze gebied de verwarmingsoppervlakte van de radiator. Dat is dus de oppervlakte van de gehele rechthoek. De verwarmingsoppervlakte V in cm2 wordt gegeven door de formule:

V = -5b2 + 450b     met b de breedte van de radiator in cm

       
  c. Toon deze formule aan  en bereken vervolgens algebraïsch de maximale verwarmingsoppervlakte V.
     

  10125 cm2 

       
26. Examenvraagstuk HAVO, wiskunde B, 2006.

Als een verpakking  van frisdrank bij dezelfde inhoud een grotere oppervlakte heeft, zal de frisdrank erin sneller opwarmen. Hiervoor is de warmte-uitwisselingsfactor F van belang.
Er geldt:  F = A/V  waarbij A de totale oppervlakte van de verpakking is in cm2 en V het volume in cm3 .

Voor een groot koffiezetapparaat moet een cilindervormige tank worden ontworpen met een inhoud van 8 liter (1 liter = 1000 cm3). Noem de straal van het grondvlak van deze tank r en de hoogte van deze tank h (r en h in cm).
De hoogte h van de tank kun je uitdrukken in de straal r.  Er geldt:

 

       
  Voor de warmte-uitwisselingsfactor van een cilindervormige tank met een inhoud van 8 liter heeft men de volgende formule gevonden:
 

       
  a. Toon deze formule aan.  
       
  b. "De afmetingen van de tank moeten zodanig zijn dat de koffie er zo lang mogelijk warm in blijft. Dat wordt bereikt als de warmte-uitwisselingsfactor F van de tank zo klein mogelijk is".
Bereken met behulp van differentiëren de straal van een tank die aan deze eis voldoet.
Rond de getallen in je antwoord af op één decimaal. 
       
27. Examenvraagstuk VWO, wiskunde B, 2006.
       
  Een geodriehoek is een gelijkbenige rechthoekige driehoek. We plaatsen twee geodriehoeken met een lange zijde van 16 cm in een rechthoekig assenstelsel met eenheid 1 cm op de manier die in de figuur hieronder (verkleind) is getekend.
De top A van de linker driehoek heeft de coördinaten (0,8)
De top B van de rechter driehoek heeft de coördinaten (8,0).

De linker driehoek begint op tijdstip t = 0 naar rechts te schuiven over de rechter driehoek met een snelheid van 1 cm/s. Daarbij wordt een gedeelte van de rechter driehoek door de linker driehoek bedekt. De tijd t wordt gemeten in seconden.
 

  In de figuur hieronder is de situatie voor een zeker tijdstip t getekend.
Punt A heeft dan de coördinaten (t, 8). Het bedekte gebied is grijs gekleurd.
De afstand in cm tussen A en B op tijdstip t noemen we a(t).
Er geldt:  a(t) = √(128 - 16t + t2)
     
  a. Toon dit aan.
       
  Het bedekte gebied op een tijdstip t tussen 0 en 16 is een rechthoek. De oppervlakte in cm2 van deze rechthoek noemen we G(t). De zijden van de rechthoek zijn ook rechthoekszijden van gelijkbenige rechthoekige driehoeken met lange zijden t en 16 - t.  Er geldt:  G(t) = -1/2t2 + 8t
       
  b. Toon dit aan.  
       
  c. De oppervlakte G van het bedekte gebied neemt eerst toe en later af. De afstand a tussen A en B neemt eerst af en later toe. Leid met behulp van differentiëren uit de formules voor G(t) en a(t) af dat G en a op hetzelfde tijdstip hun uiterste waarde bereiken.
       
28. Deze opgave gaat over dozen die op een bepaalde manier uit een rechthoekig stuk karton worden gemaakt. Denk aan een pizzadoos. Zie onderstaande figuur. Neem een stuk karton met een breedte van b cm. Wil je een doos maken die x cm hoog wordt, dan moet je voor de lengte van het stuk karton 2bx cm nemen. Op zes plaatsen worden vierkantjes van x bij x cm losgesneden en omgevouwen. De stippellijnen zijn vouwlijnen; de doorgetrokken lijnen zijn snijlijnen. Bodem en deksel zijn allebei vierkant.
 

 

  Voor de inhoud I(x) van zo'n doos, in cm3, geldt de formule:
I(x) = 4x3 - 4bx2 + b2x    (0 < x < 1/2b)

     
  a. Toon de juistheid van deze formule aan.
     
  Voor elke positieve waarde van b heeft de inhoud I(x) een maximale waarde voor x = 1/6b .
       
  b. Toon aan dat deze waarde van x juist is.
       
29. Examenvraagstuk VWO, wiskunde B, 2010.
       
  De punten A(1, 1) en B(3, 1/3 ) liggen op de grafiek van  y  = 1/x
We bekijken de rechthoek waarvan A en B hoekpunten zijn en waarvan twee zijden evenwijdig zijn aan de x-as (en de andere twee zijden dus evenwijdig zijn aan de y-as).

Een punt P( p, 1/p) ligt op de grafiek van y = 1/x, tussen A en B.  De horizontale en de verticale lijn door P verdelen de rechthoek in vier rechthoekige stukken. In de figuur zijn de stukken rechtsboven en linksonder grijs aangegeven.

       
  a. Bereken langs algebraïsche weg voor welke waarden van p de oppervlakte van het grijze stuk rechtsboven gelijk is aan 1/2 .
     

  2 of 1,5 

  b. De som van de oppervlakten van de grijze stukken rechtsboven en linksonder is  4/3(-p + 4 - 3/p)
Er is een waarde van p waarvoor deze som van de oppervlakten maximaal is.
Bereken exact deze waarde van p.
     

  3  

       
30. Examenvraagstuk VWO, wiskunde B, 2012.
 
  In een rechthoek van 20 bij 30 liggen drie vierkanten: A linksonder, B rechtsonder en C rechtsboven. Van elk vierkant valt een van de hoekpunten samen met een van de hoekpunten van de rechthoek. A en B liggen tegen elkaar aan, en B en C ook. Het deel van de rechthoek dat niet bedekt is door de vierkanten noemen we D. Zie de figuur.

Als de lengte van de zijde van vierkant
A gekozen is, liggen de afmetingen van de delen B, C en D vast.
Er is een waarde van
x waarvoor de oppervlakte van D maximaal is.
Bereken exact deze waarde van
x.
 

  131/3  

       
31. Examenvraagstuk HAVO, wiskunde B, 2013.

In deze opgave wordt een balkvormige doos in een rechthoekig vel papier ingepakt. De hoogte van de doos noemen we h, de breedte b en de lengte l. Zie foto 1. Alle maten zijn in centimeter. Er geldt h £ b £ l .

Het papier wordt eerst strak in de lengterichting om de doos gevouwen. Het papier is zo lang dat twee randen ervan precies tegen elkaar aan komen. Zie foto 2. De lengte van het papier in centimeter is dus 2l +
2h.
Vervolgens wordt het papier aan de voor- en achterkant strak tegen de doos aan gevouwen. Het papier is zo breed dat de randen van het papier precies tegen elkaar aan komen. Zie de foto 3. De breedte van het papier in centimeter is dus b
+ h . De oppervlakte van het papier in cm2 noemen we O.

       
 

       
  .a. Druk O uit in b, l en h. Werk de haakjes weg.  
       
  We vragen ons af hoe groot de maximale inhoud van een balkvormige doos is als we deze op de beschreven manier in een stuk cadeaupapier van 120 cm bij 50 cm verpakken.
Als de doos op deze manier wordt ingepakt, geldt:  2l
 + 2h =120 en  b + h = 50 .
Met behulp van bovenstaande gegevens is de inhoud in cm3 uit te drukken in de breedte b.
Er geldt:  I = b • (b + 10)(50 - b) 
       
  b. Toon dit aan.  
       
  c. Bereken met behulp van differentiëren de maximale inhoud van een balkvormige doos die met dit stuk papier ingepakt kan worden. Geef je antwoord in cm3 nauwkeurig.
     

24193 cm3

       
32. Examenvraagstuk HAVO, wiskunde B, 2013.

Gegeven is de kubus ABCD.EFGH met ribbe 1.  Er zijn kegels die precies om de kubus ABCD.EFGH met ribbe 1
passen. Hiermee bedoelen we dat geldt:
het grondvlak ABCD van de kubus ligt in het grondvlak van de kegel;
- de hoekpunten E, F, G en H van het bovenvlak van de kubus liggen op de kegelmantel;
- het middelpunt M van de grondcirkel van de kegel ligt recht onder de top T van de kegel.
Zie bijvoorbeeld de volgende twee figuren.
       
 

       
  Hiernaast is een verticale doorsnede door A, C en T getekend.
Het punt N is het snijpunt van MT met het bovenvlak van de kubus.
De afstand van de top van de kegel tot het bovenvlak van de kubus noemen we x.

De lengte van de straal PM van de grondcirkel van de kegel kan uitgedrukt worden in x. Er geldt:

   
     
  a. Leid deze formule af met behulp van gelijkvormigheid van driehoeken
       
  Voor de inhoud I van de kegel geldt:  I = 1/6π • (x + 3 + 3x-1 + x-2 )
       
  b. Leid deze formule af.  
       
  c. Bereken met behulp van differentiëren de kleinst mogelijke inhoud van een kegel die precies om kubus ABCD.EFGH past.
     

 9/8π

       
33. Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 2016-II
       
 

Veel industriële en medische processen worden gestuurd door een digitale camera die gekoppeld is aan een computer. Hierbij is een gelijkmatige verlichting van het werkoppervlak van groot belang. Voor de belichting gebruikt men vaak een of meer kleine spots.

Zie figuur 1.

Om de belichting goed te kunnen instellen is de hoogte van de spots boven het werkoppervlak variabel. We bekijken eerst de situatie met één spot S.

Zie figuur 2.

       
  De waargenomen verlichtingssterkte E (in lux) in een punt P van een horizontaal oppervlak kan berekend worden met de formule:

     
 

     
  Hierin is:
  - Ispot een constante: de door de spot uitgezonden lichtstroom (in microlumen);
  - r de afstand (in mm) tot de spot;
  - α de hoek (in radialen) tussen de lichtstraal en de loodlijn in P op het werkoppervlak
       
  In figuur 2 is d de horizontale afstand in mm van de spot tot P en x de verticale afstand in mm van de spot tot P. Er geldt:
       
 

       
  a. Bewijs dit.  
       
  We kiezen d = 10 . Er is een waarde van x waarvoor E maximaal is.
       
  b. Bereken algebraïsch deze waarde van x. Rond je antwoord af op één decimaal.