© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. We nomen twee krommen orthogonaal als ze in al hun snijpunten loodrecht op elkaar staan.
Toon aan dat de volgende families van krommen orthogonaal zijn. Dat wil zeggen dat elke kromme uit de ene familie loodrecht op alle krommen uit de andere familie staat.
       
  a. x2 + y2 = px   en  x2 + y2 = qy
       
  b. y = px3   en   x2 + 3y2 = q
       
  c. y2 = 4a(a - x)  en  y2 = 4b(b + x)   met  a + b ≠ 0
       
2. Bereken de tweede afgeleide met behulp van impliciet differentiëren:
       
  a. 6x2 - 4y2 = x
       
  b. x3 + y2 = 0
       
3.

       
  Zie de figuur
Het zijaanzicht van een schuur heeft een ellipsvorm, waarvan de vergelijking is  x2 + 4y2 = 36
Een helikopter vliegt boven de plaats x = 12 en schijnt met een schijnwerper over de schuur.
Het blijkt dat het deel links van de schuur tot x = -9 in de schaduw blijft.
Hoe hoog vliegt de helikopter?
(geef je antwoord in 2 decimalen nauwkeurig)
       
     

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)