Algemene Definities Groepen.

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
Hoogste tijd om na de twee vorige lessen de zaken wat gestructureerder en wiskundig "strenger" te gaan aanpakken.
       
Een verzameling G met bewerking o is een groep als geldt;
  G1.  er is een eenheidselement  e.   (a o e = e o a = a  voor alle a)
G2.  voor alle a, b en c geldt:   a o (b o c) = (a o b) o c
G3.  voor elke a bestaat er een inverse aI  zodat  a o aI = aI o a = e
       
Eigenschap 2 heet de associatieve eigenschap.
Merk nog op dat de commutatieve eigenschap  a o b = b o a  NIET hoeft te gelden in een groep. Het MAG natuurlijk wel, maar het HOEFT niet! Groepen waarin ook de commutatieve eigenschap geldt, heten Abelse Groepen.

simpel stellinkje 1:  bij elke a hoort precies één aI.
simpel bewijsje 1:  stel dat er twee zijn, zodat  aI o a = a o aI = e  en ook  aII o a = a o aII = e
dan geldt:   aI = aI o e  =  aI o (a o aII)  = (aI o a) o aII  =  e o aII = aII.
dus zijn  aI en aII hetzelfde, dis is er maar één  aI.
       
simpel stellinkje 2:  voor de inverse geldt:  (a o b)I = bI o aI
sinpel bewijsje 2:  (a o b) o (a o b)I = e
pas aan beide kanten aI toe:      aI o (a o b)  o (a o b)I = (aI o a) o b o (a o b)I  = b o (a o b)I  = aI o e = aI
pas aan beide kanten bI toe:     bI o b o (a o b)I = (a o b)I bI o aI
Daarmee is de stelling bewezen.

opmerking
:  dit wordt ook wel de sokken-en-schoenen regel genoemd.  immers als je eerste je sokken aantrekt (b) en daarna je schoenen (a), dan kun je dat proces omkeren door eerst je schoenen uit te trekken (aI) en daarna je sokken (bI).   

simpel stellinkje 3:  er is maar één eenheidselement.
simpel bewijsje 3:  stel dat er twee verschillende eenheidselementen e1 en e2 zijn.
dan is  e2 o e1 = e1  want e2 is eenheidselement.
dan is  e2 o e1 = e2  want e1 is eenheidselement.
Dus is  e1 = e2.
       
Een bijectie is een manier waarop een verzameling V op zichzelf wordt afgebeeld. Niet zo maar een manier.... bij een bijectie wordt elk element van een verzameling op precies één beeldelement afgebeeld. Een bijectie heet daarom ook wel een één-op-één-afbeelding. Bij een bijectie is er een één-op-één-relatie tussen de oorspronkelijke elementen en de beeldelementen.
Zo'n bijectie kun je als een permutatie van V weergeven.

Stelling:

Alle mogelijke bijecties van  een verzameling V vormen een groep G
(met de bewerking "na elkaar uitvoeren")

Bewijs:      
0. Twee bijecties na elkaar vormen weer een bijectie (als je eerst de elementen ai aan bi koppelt en daarna bi aan ci dan koppel je netto gewoon ai aan ci.
G1. Het eenheidselement is natuurlijk de afbeelding waarbij elk element precies op zichzelf wordt afgebeeld.
G2.  "na elkaar uitvoeren" is voor alle afbeeldingen associatief.
G3. Voor de inverse van een afbeelding "draaien we gewoon alle pijlen om".
         
Als verzameling V een eindig aantal elementen heeft, dan zijn alle bijecties natuurlijk gewoon samen alle permutaties, immers die geven precies alle mogelijkheden om een verzameling aan zichzelf te koppelen. in dat geval noemen we de verzameling van bijecties Sn; de permutatiegroep.
       
Cykelnotatie.

Laten we een willekeurige bijectie bekijken, en meteen proberen daar cykels in op te sporen. Hieronder zie je in de bovenste rij het origineel en in de onderste rij het beeld voor een verzameling van 11 elementen.
       

       
Wil je dit met cykels opschrijven, dan vind je  1 → 5 6 8 1   en   2 4 7 2  en  3 9 10 11 3
Met de cykelnotatie geeft dat  (1 5 6 8)(2 4 7)(3 9 10 11).

Stelling:

Elke permutatie is te schrijven als product van losse cykels

       
Bewijs.

Neem een verzameling X van n elementen x. Stel dat de stelling geldt voor een verzameling met n - 1 of minder elementen (we gaan volledige inductie gebruiken zoals je al wel merkt, en voor een verzameling van één element geldt de stelling zeker).

Kies nu een willekeurige permutatie P.
Als je P herhaaldelijk toepast op een element x, dan krijg je de serie:   x,  P(x),  P2(x),  P3(x), ....
Stel dat we in deze rij elementen voor het eerst een dubbele zien staan (eentje die al eerder is geweest) op plaats k. Bijvoorbeeld omdat die ook al op plaats j < k stond....
Dan geldt kennelijk  Pj(x) = Pk(x)  maar daaruit volgt:  PjP-j (x) = Pk • P-j(x)   ofwel   x = Pk - j(x)
Dat betekent dat op plaats k - j (< k) ook al het element x heeft gestaan. Maar dat kan niet, want k was de eerste dubbele!
De enige mogelijkheid is, dat j = 0 en dat x = Pk(x). Dus het eerste element herhaalt zich op plaats k voor het eerst.

We kunnen de verzameling X nu in twee delen opsplitsen: 
Het eerste deel:  x,  P(x), P2(x) , ...,  Pk-1(x):  dat kunnen we als één cykel schrijven.
De "Rest"  van verzameling X is een nieuwe verzameling die kleiner dan of gelijk aan n - 1 elementen is, dus volgens de inductieaanname kunnen we ook daarvan een serie losse cykels maken.

De hele verzameling X is dus ook als serie losse cykels te schrijven, namelijk die van het eerste deel plus die anderen van de rest erbij.

q.e.d.

Elke permutatie kan maar op één manier (los van de volgorde) als som van losse cykels geschreven worden. Daarbij kunnen  natuurlijk ook heel goed cykels van lengte 1 nodig zijn: dat zijn de punten die op zichzelf worden afgebeeld; ook wel de dekpunten genoemd. De lengtes van die cykels samen zijn dan uiteraard precies gelijk aan het aantal elementen van de verzameling. In het voorbeeld hierboven hebben we een verzameling van 11 elementen, met cykels van lengte 4, 3 en 4;  samen precies 11. Zo'n "opdeling" van 11 in kleinere getallen heet ook wel een partitie. Het rijtje getallen 4 - 3 - 4 heet ook wel het cykeltype.

         
De orde van een groep en de orde van een element.
       
De orde van een groep is gewoon gelijk aan het aantal elementen van die groep. Een groep met oneindig veel elementen heeft dus orde oneindig.
De orde van een element van een groep hebben we al gehad:  het is het kleinste getal n waarvoor geldt  an = e. Zeg maar "hoe vaak je het element moet doen om e te krijgen". Dat betekent dat in de rij  a,  a2, a3, ... bij an voor het eerst e staat. En vanaf die n gaat de rij zich dus herhalen, immers  an+1 = ana = ea = a, en zo is  an+2 = a2  enz.
Grappig:  in zo'n geval is an - 1 dus de inverse (aI) van a; kijk maar:  an - 1 • a = an = e  
       
OPGAVEN
         
1. Hieronder staan twee cykelrepresentaties van een bijectie van een verzameling met acht elementen. Deze cykels zijn echter niet disjunct (ze "overlappen"). Niet-genoemde elementen worden gewoon op zichzelf afgebeeld.
Schrijf deze bijecties in de vorm van wél disjuncte cykels.
         
  a. (2 4 5 6)(8 6 4)(1 7 8)
         
  b. (1 3 4)(2 3 5 6 7)(5 6 7 8)
         
         
         
         
       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)