|  | |
| Een wiel rolt over aan vlakke oppervlakte
        van A naar B. Eraan vastgemaakt is een kleiner wiel. Tijdens die
        beweging bevindt punt C van het kleinere wiel zich constant op lijn CD.
        Als het grote wiel precies één omwentelingheeft gemaakt, heeft het
        kleine wiel dat ook, immers ze zitten aan elkaar vast. Maar AB = CD dus is de omtrek van het kleine wiel gelijk aan de omtrek van het grote wiel! | |