© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. a. ordinaal:  er is wel een volgorde, maar geen grootte  
       
  b. nominaal:  geen volgorde  (tenzij je gaat ordenen naar oppervlakte of aantal inwoners oid; dan wel).
       
  c. ordinaal:  er is wel volgorde (VMBO-HAVO-VWO-gymnasium  of  (MBO-HBO-universiteit)) , maar geen grootte.
       
  d. ratioschaal:  er is een grootte en een nulpunt (een inkomen van 0 euro)  
       
  e. intervalschaal:  de tijd tussen twee tijdstippen is aan te geven, het absolute nulpunt is er niet (willekeurig gekozen)
       
  f. ordinaal:  er is wel volgorde (A-B-C-D)  maar geen grootte  
       
2. Zelf doen. Gebruik de formule bij de nominale schaal.
       
3. a. Positief of negatief heeft alleen zin als er een volgorde is aan te geven.
Dat is zo bij  ordinaal, interval en ratio
       
  b. Optellen heeft alleen zin als de afstand tussen twee waarden iets voorstelt.
Dat is zo bij interval en ratio.
 
       
  c. Bij vermenigvuldigingen gaat het om verhoudingen, dus dan moet ook een nulpunt bestaan:  alleen bij de ratioschaal is dat zo.
       
4. a. ordinaal:  wel is wel een volgorde.  
       
  b. subjectief: wat je denkbaar vindt verschilt per persoon, en wat je "vaak" vindt ook

risico's:  als iets risico 50 heeft en iets anders risico 60, dan hebben ze samen niet risico 110

willekeurig:  de grenzen voor R van 20, 70, 200, 400 zijn "zomaar"  gekozen.

W, F en E gaan met sprongetjes; dus als je vermenigvuldigt gaat het resultaat ook met sprongetjes. Niet alle uitkomsten zijn mogelijk.

       
  c. een ratioschaal; de verhoudingen tussen de R-waarden stellen inderdaad iets voor, en er is een nulpunt.
       
5. noem  man = 0  en vrouw  = 1
dan heb je de meetwaarden 
(0, 2.5) (0, 0.7) (0, 1.6) (0, 1.5) (0, 4.6) (0, 6.8) (0, 2.1) (0, 3.6)
(1, 2.0) (1, 2.8) (1, 0.9)  (1, 0.0) (1, 1.1) (1, 2.1) (1, 3.4) (1, 0.5) (1, 0.7) (1, 1.5) (1, 3.1) ( 1, 2.2)
y1G = 1,692   (gemiddelde van de vrouwen)
y0G = 2,925  (gemiddelde van de mannen)
σy = 1,551  (alle waarden in L1 en dan stat 0- calc - 1Var stats(L1))
p12/20 = 0,6  en q = 8/20 = 0,4
invullen in de formule bij de nominale schaal geeft r =  (1.692 - 2.925)/1.551 • √(0,6 • 0,4) = -0,39
(met vrouw = 0 en man  = 1 krijg je  r = +0,39)
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)