© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. in totaal waren er 560 + 750 + 640 + 470 = 2420 leerlingen.

jongens onderbouw:  560/2420 • 40 = 9,2  dus dat zijn er 9
jongens bovenbouw:  750/2420 • 40 = 12,3 dus dat zijn er 12
meisjes onderbouw:  640/2420 • 40 = 10,6 dus dat zijn er 11
meisjes bovenbouw:  470/2420 • 40 = 7,8 dus dat zijn er 8
       
2.

aantal gele kaarten

0

1

2

3

4

5

6

7

aantal spelers

1

2

2

5

3

3

4

6

       
  a. (0 • 1 + 1 • 2 + 2 • 2 + 3 • 5 + 4 • 3 + 5 • 3 + 6 • 4 + 7 • 6)/(1 + 2 + 2 + 5 + 3 + 3 + 4 + 6) = 114/26 = 4,38
       
  b. 26/6 = 4 (afgerond, dus hij neemt stappen van 4.
Dat worden de spelers met de nummers 4 -  8 - 12 - 16 - 20 - 24
       
3. a. In een lange rij staan meer mensen, dus krijg je in je enquête meer mensen die een lange rij aangeven, dus tel je niet het aantal rijen.
       
  b. Kinderen in een speeltuin spelen kennelijk buiten en zijn vast gemiddeld iets actiever dan kinderen die binnen zitten. Het kan daarom zijn dat de kinderen in een speeltuin minder overgewicht hebben dan het gemiddelde.
       
  c. De mensen die de enquête kunnen lezen en ook weer terugsturen zijn misschien meer ingeburgerd dan gemiddeld.
       
  d. Films die een volle zaal hadden worden veel vaker beoordeeld dan films met een lege zaal en beïnvloeden de enquête dus meer.
       
4. In onherbergzame gebieden (denk aan de noordpool en de zuidpool en boven op hoge bergen) is het kouder. Als die metingen wegvallen wordt de gemiddelde temperatuur hoger.
       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)