| 
    |||||||||||||||||||||||
| 1. | 
                
  | 
    ||||||||||||||||||||||
| Van de  a 
		+ c gevallen met eigenschap B zijn er a met eigenschap A, 
		dus P(A \ B) = a/(a + c) P(A) = (a + b)/(a + b + c + d) Als die gelijk zijn dan moet dus gelden a/(a + c) = (a + b)/(a + b + c + d) ofwel a(a + b + c + d) = (a + c)(a + b) Van de a + b gevallen met eigenschap A zijn er a met eigenschap B, dus P(B \ A) = a/(a + b) P(B) = (a + c)/(a + b + c + d) Als die gelijk zijn dan moet dus gelden a/(a + b) = (a + c)/(a + b + c + d) ofwel a(a + b + c + d) = (a + c)(a + b) Dat zijn dus inderdaad dezelfde twee voorwaarden.  | 
    |||||||||||||||||||||||
| 2. | P(spieken \ meisje) =
		1280/1680 = 0,7619 P(spieken) = 2680/3500 = 0,7657 Dat is niet gelijk, dus de eigenschappen zijn AFHANKELIJK.  | 
    ||||||||||||||||||||||
| 3. | a. | 
                
  | 
      |||||||||||||||||||||
| b. | P(blauw \ prijs) = 2250/3500 
		= 0,6429 P(blauw) = 3000/10000 = 0,3 Dat is niet gelijk dus het is AFHANKELIJK  | 
      ||||||||||||||||||||||
| c. | P(oranje \ niet-prijs) = 750/6500 
		= 0,1154 P(oranje) = 2000/10000 = 0,2 Dat is niet gelijk dus het is AFHANKELIJK  | 
      ||||||||||||||||||||||
| 4. | P(even \ vijfvoud) =
		4/8  (want 
		van de 8 vijfvouden 5, 10, 15, 20, 25, 30, 35, 40 zijn er 4 even) P(even) = 1/2 Dat is gelijk, dus de gebeurtenissen A en B zijn ONAFHANKELIJK  | 
    ||||||||||||||||||||||
| 5. | a. | 
		
  | 
    |||||||||||||||||||||
| Dit zijn de gegevens 
		uit de tekst. Omdat de eigenschappen onafhankelijk zijn moet gelden x/480 = 315/2800 Dat geeft x = 54 en daarmee is de tabel verder in te vullen:  | 
    |||||||||||||||||||||||
		
  | 
    |||||||||||||||||||||||
| P(lager dan 40000 en geen drugs) = 2059/2800 = 0,7354 | |||||||||||||||||||||||
| b. | Van de 480 
		volwassenen met een inkomen hoger dan 40000 gebruiken er 54 drugs. De kans is dus 54/480 = 0,1125  | 
    ||||||||||||||||||||||
| 6. | 
		
  | 
    ||||||||||||||||||||||
| a. | 9445 van de 10000 komen opdagen dus dat is 94,45% | ||||||||||||||||||||||
| b. | Van de 555 niet-opdagers zijn er 280 VVDers. De kans is dus 280/555 = 0,5045 | ||||||||||||||||||||||
| c. | P(komt opdagen \ 
		PvdA) = 3800/4000 = 0,95 P(komt opdagen) = 9445/10000 = 0,9445 Dat is niet gelijk, dus de gebeurtenissen zijn AFHANKELIJK  | 
    ||||||||||||||||||||||
| d. | Stel dat een deel 
		x van de andere partijen niet komt opdagen. Dan komt in totaal van de 10000 mensen er 200 + 280 + 2500x = 480 + 2500x niet opdagen Het percentage niet-opdagen bij de overige partijen moet gelijk zijn aan het percentage niet-opdagers in het totaal. Dus moet gelden: 10000x = 480 + 2500x 7500x = 480 x = 480/7500 = 0,064 Dus 6,4% van de overige partijen zou niet moeten komen opdagen om het onafhankelijk te maken.  | 
    ||||||||||||||||||||||
| 7. | Vanwege de laatste twee voorwaarden kun je de volgende tabel maken: | ||||||||||||||||||||||
		
  | 
    |||||||||||||||||||||||
| Vul de andere voorwaarden in bij 100 gevallen: | |||||||||||||||||||||||
		
  | 
    |||||||||||||||||||||||
| omdat A en D 
		onafhankelijk zijn geldt  P(D \ A) = P(D)  dus  
		x/10 = 0,7  dus x = 7  omdat B en D onafhankelijk zijn geldt P(D \ B) = P(D) dus y/40 = 0,7 dus y = 28 Dat geeft de volgende tabel:  | 
    |||||||||||||||||||||||
		
  | 
    |||||||||||||||||||||||
| P(C \ E) = 15/30 
		= 0,5 P(C) = 0,5 Dat is gelijk dus C en E zijn ONAFHANKELIJK  | 
    |||||||||||||||||||||||
| 8. | 
		
  | 
    ||||||||||||||||||||||
| a. | P(te laat \ Henk) = 
		0,04 P(te laat) = 250/6000 = 0,042 Dat is niet gelijk dus de gebeurtenissen zijn AFHANKELIJK  | 
    ||||||||||||||||||||||
| b. | 5750/6000 = 0,9583 | ||||||||||||||||||||||
| c. | van de 250 keer te 
		laat was het 150 keer Gert. De kans is dus 150/250 = 0,6  | 
    ||||||||||||||||||||||
| 9. | a. | De helft zegt JA 
		vanwege het muntstuk. Van de andere helft zegt nog eens 12% ook JA omdat ze spieken. Dat is 0,5 • 0,12 = 0,06 Samen geeft dat 0,5 + 0,06 = 0,56  | 
    |||||||||||||||||||||
| b. | 44 hebben JA 
		geantwoord vanwege het muntstuk. Van de andere 44 hebben er nog eens 52 - 44 = 8 ook JA geantwoord. Van die andere 44 zullen er dus ook naar verwachting 8 gespiekt hebben. Er zullen naar verwachting dus 16 leerlingen gespiekt hebben.  | 
    ||||||||||||||||||||||
| c. | binomiaal verdeeld. n = 20 p = 0,25 P(X = 8) = binompdf(20, 0.25, 8) = 0,0609  | 
    ||||||||||||||||||||||
| d. | 
		![]()  | 
    ||||||||||||||||||||||
| e. | P(meisje \ spiekt 
		nooit) = 10/24 = 0,4167 P(meisje) = 20/48 = 0,4167 Dat is gelijk dus de gebeurtenissen zijn ONAFHANKELIJK.  | 
    ||||||||||||||||||||||
| f. | :) | ||||||||||||||||||||||
| 10. | a. | 2 dozen leeg:   
		500 en 050 en 005 dat zijn 3 mogelijkheden D1 leeg: 041 en 032 en 023 en 014 dat zijn 4 mogelijkheden D2 leeg en D3 leeg geven zo ook 4 mogelijkheden geen dozen leeg: 311, 131, 113, 221, 212, 122 en dat zijn 6 mogelijkheden Samen geeft dat 3 + 4 + 4 + 4 + 6 = 21 mogelijkheden Dus er zijn nog 20 andere mogelijkheden.  | 
    |||||||||||||||||||||
| b. | van de 21 
		mogelijkheden hierboven geven de volgende aantallen in D1: X2 = 0: 0 balletjes in D2: 500, 005, 401, 104, 302, 203 dat zijn 6 mogelijkheden. X1 = 2: 2 balletjes in D1: 230, 203, 221, 212 dat zijn 4 mogelijkheden dus kans 4/21 X1 = 3: 3 balletjes in D1: 311, 320, 302 dat zijn 3 mogelijkheden dus kans 3/21 (X1 = 2 ∨ X1 = 3) heeft dus kans 4/21 + 3/21 = 7/21 = 1/3 (X1 = 2 X1 = 3) \ X2 = 0 zijn de mogelijkheden: 203, 302 dat zijn twee mogelijkheden van de 6 manieren waarbij X2 = 0, dus de kans is 2/6 = 1/3 De kansen zijn gelijk dus de gebeurtenissen zijn ONAFHANKELIJK.  | 
    ||||||||||||||||||||||
| c. | Alle mogelijkheden: 500, 050, 005, 041, 032, 023, 014, 401, 104, 302, 203, 410, 140, 230, 320, 311, 131, 113, 221, 212, 122 Y2: het aantal dozen dat precies twee balletje bevat is achtereenvolgens: 0, 0, 0, 0, 1, 1, 0, 0, 0, 1, 1, 0, 0, 1, 1, 0, 0, 0, 1, 1, 1 12 keer 0 en 9 keer 1. Dat geeft de kansverdeling:  | 
    ||||||||||||||||||||||
		
  | 
    |||||||||||||||||||||||
| Y1 = 1 (1 
		doos met 1 balletje) geeft de mogelijkheden  041, 014, 104, 401, 
		140, 410, 221, 212, 122. Y2 = 0 (geen dozen met 2 balletjes) zijn daarvan de mogelijkheden 041, 014, 104, 401, 140, 410 Dat zijn er 6 van de 9 dus de kans is 6/9 = 2/3  | 
    |||||||||||||||||||||||
| 
				 © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)  | 
    |||||||||||||||||||||||