© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. a. twee dezelfde cijfers:
als bijv. 0 dubbel is, zijn er voor het derde cijfer nog 5 mogelijkheden (001, 002, 003, 003, 005)
Dat geldt voor elk dubbel cijfer
Er zijn 6 mogelijke dubbele cijfers en bij elk dubbel cijfer zijn er 5 mogelijkheden.
Dat geeft in totaal 6 • 5 = 30 stenen

drie verschillende cijfers:
kies 3 verschillende cijfers uit de zes: dat kan op  6 nCr 3 = 20 manieren, dus er zijn 20 stenen met drie verschillende cijfers.

       
  b. Er zijn 6 trio's (T) en dus 50 niet-trio's (N)
Er worden 7 stenen gepakt, dus de kans op  precies 2 trio's is:
 
     
       
3. In de vaas zitten 15 boeken,  10 die je Wel hebt gelezen (W)  en 5 die je Niet hebt gelezen (N)  Je lerares haalt er 6 boeken uit.
Het gaat om de kans op 2N en 4W.
Die is gelijk aan:

 

       
4. a. Je moet er 10 uit de 80 kiezen, zonder terugleggen en de volgorde is niet van belang.
Dat kan op 80 nCr 10 = 1,64 • 1012  manieren.
       
  b. Je hebt een vaas met 80 getallen.
Er zijn 10 getallen W (wel op je kaart aangestreept) en dus 70 getallen N (niet op je kaart aangestreept)
Er worden er 22 uit gehaald.
     
   
       
5. Er staan 7 rechthoeken, 10 cirkels en 5 driehoeken.  
       
  a.  
       
  b. P(NNNW) = 17/2216/2115/20  • 5/19 = 0,1162  
       
  c.  
       
  d. De kans dat een figuur een cirkel is, is voor elk nummer even groot (hij kan net zo goed de derde eerst kleuren) en die is voor een cirkel dus 10/22 = 0,4545
       
6. a. Er zijn 17 kleiner dan 80000 en 9 groter dan 80000  
   
       
  b. P(NNNNNN) = 25/2624/2523/2422/2321/2220/21 20/26  = 0,7692
       
7. P(hoogstens 11) = 1 - P(12 of 13)
 
       
8. a. er zijn 9 verdiepingen.
P(minstens één bij mij) = 1 - P(allemaal niet bij mij) =  1 - (8/9)6 = 0,5067
       
  b. Er zijn behalve mijn kamer nog  9 • 20 = 180 kamers op een andere verdieping en 19 kamers op mijn verdieping..
   
    P(minstens één bij mij op de verdieping) = 1 - 0,5432 = 0,4568  
       
9. a. Dit is een vaasmodel.
Kies er 20 uit een verzameling met 2 Fout en 38 Goed.
   

       
  b. P(minstens één ontdekken) = 1 - P(geen ontdekken)

P(0 foute in steekproef) =  0,2436
P(1 foute in steekproef  EN niet ontdekken) =  0,5128 • 0,25 = 0,1282
P(2 foute in steekproef EN beiden niet ontdekken) = 0,2436 • 0,252 = 0,0152
P(geen ontdekken) = 0,2436 + 0,1282 + 0,0152 = 0,3870

P(minstens één ontdekken) = 1 - 0,3870 = 0,6130
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)