© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1 a.

 

 

    Voor de lengte van de ribben van de kubus heb ik 4 genomen.

Het snijpunt van AP met vlak EBCH is het snijpunt S van AP en HB (AP ligt in hulpvlak AHGB)
De projectie van A op vlak ABCH is het snijpunt A' van EB en AF (immers AF staat loodrecht op EB en op BC dus op heel vlak EBCH).

Het gaat om de hoek ASA' in de figuur hierboven links..
       
    In de middelste figuur zie je dat driehoek HSP de helft van driehoek ASB is, dus SB = 2 • HS
HS = 1/3HB dus in de rechterfiguur ligt S op 1/3 van HB.
Dan is EQ = 1/3EB
EA' = 1/2EB  dus  QA' =  1/6EB = 1/6 • 42 = 2/32
QS = 2/3BC = 2/3 • 4 = 8/3
A'S2 = (8/3)2 + (2/32)2 = 8  dus  A'S = 8

Omdat A'A = 1/2AF = 22 geldt in driehoek ASA' dat  tanASA' = AA'/A'S = 22/8 = 1
Dan is ∠ASA' = 45º 
       
  b.

       
    Het snijpunt van EB met vlak EBRQ is uiteraard punt B
Teken lijn EE' loodrecht op AQ
Het gaat om hoek  EBE' in de linker figuur hierboven

In de rechter figuur zie je dat de driehoeken EE'A en ADQ en EAS gelijkvormig zijn
ADQ en EAS zijn precies even groot, dus AS = 2
EE'/EA = AD/AQ   dus  EE'/ 4 = 4/20  geeft dat EE' = 16/20
AE'/AE = QD/AQ  dus  AE'/4 = 2/20  geeft dat  AE' = 8/20

In driehoek ABE' geldt dan   E'B2 = 42 + (8/20)2 = 19,2 dus E'B = 19,2
in driehoek EBE' geldt dan  tanEBE' = EE'/E'B = (16/20)/19,2 = 0,8165
Dus ∠EBE' = 39,2º

       
  c. Het snijpunt van CQ met vlak HDBF is uiteraard punt Q.
CS staat loodrecht op vlak HDBF  (want bijv. loodrecht op DB en op HD)
Het gaat dus om hoek SQC.

QC2 = 42 + 22 = 20  dus  QC = 20
CS2 = 22 + 22 = 8  dus  CS = 8

In driehoek QSC is dan  sinQSC = CS/QC = 8/20 = 0,6325
Dan is ∠QSC = 39,2º

       
2. a.

       
    Teken balk ABCD.EFGH om de piramide.
T' is de projectie van T op het grondvlak.
BT' 2  = 22 + 22 =  8  en  TT'2 = BT2 - BT´2 = 16 - 8 = 8  dus TT' en de hoogte van de balk zijn √8

Teken in het voorvlak van de balk lijn AA' loodrecht op BM, dan staat die lijn ook loodrecht op BC, dus op het hele vlak BTC.  A' is de gezochte projectie van A op BTC.
Het gaat om hoek A'CA

In het voorvlak van de balk zijn de driehoeken MFB en BA'A gelijkvormig, en MB2 = 22 + 8 = 12 dus MB = √12
MF/MB = BA'/BA  dus  2/√12 = BA'/4  en dat geeft  BA' =  8/√12
FB/MB = A'A/BA dus  √8/√12 = A'A/4  en dat geeft A'A = 4√8/√12
Dan is A'C = √(BA'2 + BC2) = √211/  (Pythagoras in driehoek BA'C)

In driehoek AA'C  geldt  tanA'CA = AA' /A'C = (4√8/√12)/√211/3) = 0,7071.
Dan is de gevraagde hoek 35,3˚

       
  b. T is het snijpunt van DT met vlak TAC.
S is de projectie van D op vlak TAC.
Het gaat om hoek STD.

SD2 = 22 + 22 = 8  dus  SD = √8

sin(STD) = SD/TD = √8/4
dan is ∠STD = 45˚

       
  c.

       
    D is het snijpunt van DM en TDB.
De projectie van M op TDB is punt P, waarbij N het midden van BC is (zie de figuur)
Het gaat om hoek MDP.
In het ondervlak (rechts) geldt:  tan(ADM) = 2/4  dus  ∠ADM = 26,56˚
ADB = 45˚  dus  MDB = 45˚ - 25,56˚ = 18,4˚
 
       
3. a. AE snijdt CBEF in punt E.
De projectie van A op CBEF is punt M (midden van BC)
Het gaat om hoek AEM

AM2 = AB2 - BM2 = 36 - 9 = 27  dus  AM = √27.

ME2 = 32 + 102 = 109  dus  ME = √109

tanAEM = AM/ME = √27/√109 = 0,4977

∠AEM = 26,5˚

       
  b. CE snijdt vlak ABEN in punt E
De projectie van C op vlak ABEN is CM
Het gaat om hoek CEM

CM = 3
ME2 = MB2 + BE2 = (√27)2 + 102 = 127

tan(CEM) = CM/ME = 3/√127 = 0,2662
dan is ∠CEM = 14,9˚
       
  c.
       
    AC snijdt vlak ABF in punt A
De projectie van C op ABF is punt  P  zodat CP loodrecht op FM staat. (omdat CP in vlak MNFC ligt staat hij ook al loodrecht op AB)
Het gaat om hoek PAC
Zie de rechter tekening.
De driehoeken MPC en FNM zijn gelijkvormig
CP/MC = MN/FM  dus  CP/√27 = 10/√127  en dat geeft  CP = 10√27/√127

sin(PAC) = PC/AC = 10√27/√127 / 6 = 0,7685
Dan is ∠PAC = 50,2˚
       
       
4.   HB snijdt EFCD in het midden M van de kubus.
De projectie van B op vlak EFCD is punt N (midden van BG)
Het gaat om hoek BMN

Stel de ribben van de kubus gelijk aan 4
BN2 = 22 + 22 = 8  dus  BN = √8
MN = 2

tanBMN = BN/MN = √8/2 = 1,414
∠BMN = 54,7˚ 
       
5.

       
  AM snijdt het grondvlak in A
De projectie P van A op het grondvlak ligt op BE.
Zie het bovenaanzicht rechts, met allemaal gelijkzijdige driehoeken met zijden 6.
AP2 = 62 - 32 = 36 - 9 = 27  dus  AP = √27
Verder is  MP de helft van de totale hoogte (M ligt halverwege TB) dus  MP = 3√3

tanMAP = MP/AP = 3√3/√27 = 1
Dan is ∠MAP = 45˚
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)