© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1.  

       
  a. Zie de linkerfiguur.
hulpvlak BDT,
Snijlijn van de vlakken is QN
P is snijpunt van QN en BM
 
       
  b. Zie de rechterfiguur.
DT = (22 + 22 + 62) = 44 = 211.
Omdat Q en N de middens van BD en BT zijn, is QN de helft van  TD
Dus QN = 11.
       
2. C = (-2, 2, 0)
M = (1, -1, 3)
CM is de verplaatsing (3, -3, 3)
CK is daar 1/3 deel van,
dus CK is de verplaatsing (1, -1, 1)
Dan is K = (-1, 1, 1)

CL is 2/3 van CM, dus CL is de verplaatsing (2, -2, 2)
Dan is L = (0, 0, 2)

T = (0, 0, 6) dus TK is de verplaatsing (-1, 1, -5)
om in het grondvlak te komen moet je die verplaatsing vanaf  T  6/5 keer doen (de z moet nul worden)
Dus vanaf T moet je de verplaatsing (-6/5, 6/5, -6) toepassen.
Dat geeft  Q = (-6/5, 6/5, 0)
  L = (0, 0, 2) en ligt recht onder T, dus punt  Q = (0, 0, 0)
PQ = ((6/5)2 + (6/5)2 + 02) = 1/572
       
3. a. AGH is gelijkvormig met PAS
GA = (62 + 82 + 42) = 116
AS/AP = GH/GA
AS/4,5 = 6/116
AS = 27/116  2,51


 

       
  b. AS = 27/116116  dus  AS = 27/116AG
AG is de verplaatsing  (-8, 6, 4)
AS is de verplaatsing  (-216/116, 162/116, 108/116)
A = (8, 0, 0) dus  S = (712/116, 162/116, 108/116)
C = (0, 6, 0)
CS = √( (712/116)2 + (534/116)2 + (108/116)2 ) = 1/116803764 ≈ 7,73
       
4. De kever loopt over het middelloodvlak van CE. Dat is het vlak door het midden van CE loodrecht op CE.

De punten O, P, Q, R, N (middens van de ribben) in de figuur hiernaast liggen allemaal in dat middelloodvlak, want ze hebben allemaal dezelfde afstanden tot C en E.

De kever loopt daarom de route MOPQRN

       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)