© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. a. PQ2 = 32 + 42 + 42 = 9 + 16 + 16 = 41  ⇒  PQ = 41
     
  b. zie de figuur hiernaast.
P' is de projectie van P op het grondvlak.
AP'2 = 32 + 42 = 25 dus AP' = 5
h2 = 132 - 52 = 144 dus h = 12

Van P naar Q is 6 naar rechts, 1 naar voren en 12 omlaag
PQ2 = 62 + 12 + 122 = 181
PQ = 181.
 
       
  c. zie het voorvlak hiernaast.
h2 + 32 = 52
h2 = 25 - 9 = 16
h = 4

Van P naar Q is 2 naar rechts, 4 naar achteren en 4 omhoog.
PQ2 = 22 + 42 + 42 = 36
PQ = 6

       
2 a. de diagonaal van het grondvlak heeft lengte  (42 + 62) = 52
de halve diagonaal is dus 1/252
h2 + (1/252)2  = 82
h2 + 13 = 64
h2 = 51
h = 51
 
       
  b. Van P naar Q is 2 naar rechts, 4,5 naar achteren en  1/251 omhoog
PQ2 = 22 + 4,52 + ( 1/251)2
PQ2 = 37
PQ = 37
 
       
3. a. (opp. AHC)2 = (opp. ADH)2 + (opp. DHC)2 + (opp. ADEC)2
= (1/2 • 6 • 8)2 + (1/2 • 12 • 8)2 + (1/2 • 6 • 12)2
= 242 + 482 + 362
= 4176
dus opp. AHC = 4176
       
  b. noem die lengte x
492 = 242 + (1/2x • 8)2 + (1/2x • 6)2
492 = 242 + 16x2 + 9x2
1825 = 25x2
x2 = 73
x = 73.
 
       
5. a. Zie de figuur hiernaast.

Het kortste opstaande lijnstuk is AD = 8

Het langste lijnstuk is dat vanaf M en dat heeft lengte √(82 + 42 ) = √80

De verhouding is dus  8 : √80
       
  b. Noem het midden van de grondcirkel M.
QM = 3/4 • straal =  3
MR = straal = 4
Dus  QR2 = 42 - 32 = 16 - 9 = 7
QR = √7
RS = 2√7
Teken een gelijkbenige driehoek waarvan de basis 2√7 is (5,29) en de hoogte 8.

Handig (zonder wortels te moeten meten) zoals hieronder:
Begin met lijn stuk MQ = 3
Teken een cirkel met middelpunt M en straal 4.
Snij die met de lijn door Q loodrecht op MQ
MT = 5
De rode driehoek is de gezochte.
   

 
       
6. Loop van P naar Q:

3 omlaag
6 naar voren
3 naar rechts
5 omhoog
Dat is netto 2 omhoog, 6 naar voren en 3 naar rechts
PQ = √(22 + 62 + 32) = √49 = 7
       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)