© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. a. x' = 1 - cost
y
' = sint
Y1 = ((1 - cos(X))^2 + (sin(X))^2)
calc - f(x)dx  voor X = 0 tot X = 2π  geeft  L  = 8
       
  b. v2 = (1 - cost)2 + sin2t
= 1 - 2cost + cos2t + sin2t
= 1 - 2cost + 1
= 2 - 2cost
dus v is daar de wortel van.
       
  c. de afgeleide van  -2√(1 + cost) = -2(1 + cost)0,5  is:  
   
    De formule geldt alleen  tussen 0 en π, omdat dan geldt (sin2t) = sint
Tussen π en 2π zou gelden √(sin2t) = -sint en zou de primitieve een minteken krijgen.
       
  d.
    = 2 • {-2•0 - - 2•2}
= 2 • 22 = 4
De hele omtrek is dan 2 • 4 = 8
       
2. x = rt  - rsint  dus  dx = (r - rcost)dt
y = r - rcost
 

 

       
3. a. de periode van cosα is 2π
de periode van cos 11/2α is  2π/1,5 = 4/3π
de gemeenschappelijke periode van 2π en 4/3π is 4π dus dat is de periode van x(α)

voor y(α) geldt precies hetzelfde.
       
  b. de kleine cirkel geeft omtrek 4π, de grote heeft omtrek 10π
de periode is 4π, dus daarin wordt de grote cirkel twee keer rondgedraaid
dan maakt de kleine cirkel 5 omwentelingen  (omtrek 4π gaat 5 keer in omtrek 20π)

x'(α) = -3sinα - 2sin(11/2α)•11/2 = -3sinα - 3sin(11/2α) = 0
3sin(11/2α) = -3sinα = 3sin(-α)
sin(11/2α) = sin(-α)
11/2α = -α + k2π ∨ 11/2α = π + α + k2π
21/2α = k2π  ∨ 1/2α = π + k2π
α = 0 + k2/5πα = 2π + k4π
dat geeft  α =  0, 2/5π, 4/5π, 6/5π, 8/5π
       
    y'(α) = 3cosα - 2cos(11/2α)•11/2 = 3cosα - 3cos(11/2α) = 0
cosα = cos(11/2α)
α = 11/2α + k2π  ∨  α = -11/2α + k2π
-1/2α = k2π  ∨  21/2α = k2π
α = k4π  ∨  α = k2/5π
dat geeft  α = 0, 2/5π, 4/5π, 6/5π, 8/5π

Die waarden geven (afgerond) de volgende keerpunten:
(5, 0) en (0.31, 0.95)  en  (-4.05, 2.94) en (-0.81, -0.59) en   (1.55, 4.76)
       
  c. hiernaast

       
4. a. Omdat die rode stukken gelijk zijn is 
Rα = rβ  dus  β = R/rα
Neem M als oorsprong.

xP = MQ + ST + PU
MQ = Rcosα
ST = rcosα
∠(PNU) = β - (90 - α)
PU = rsinPNU = rsin(β - 90 + α) = rsin(R/rα + α - 90)
= - rcos(R/rα + α)
xP = Rcosα + rcosα - rcos(R/rα + α)

yP = SQ  + TN - NU
SQ = Rsinα
NT = rsinα
NU = rcosPNU = rcos(β - 90 + α)
= rcos(R/r α + α - 90) = rsin(R/r α + α)
yP = Rsinα +  rsinα - rsin(R/rα + α)

       
  b. Neem R = r = 1
Dan is  x = 2cosα - cos(2α)  en  y = 2sinα - sin(2α)

Zie de figuur hiernaast.
 

       
  c. Neem  r = 1 en R = 2
Dan is  x = 3cosα - cos(3α)  en  y = 3sinα - sin(3α)

zie de figuur hiernaast

       
5. a. x ' = -0,1π • 8 • sin(0,1πt) - 0,4π • 3 • sin(0,4πt)
y ' = 0,1π • 8 • cos(0,1πt) + 0,4π • 3 • cos(0,4πt)

Zet deze formules in Y1 en Y2 van de GR.
Y3 = (Y1^2 + Y2^2)  geeft dan de snelheid.
calc - maximum van Y3 geeft maximale snelheid   v = 6,28
       
  b. Gebruik de Y3 uit de vorige vraag.
calc - f(x)dx  van  X = 0 tot X = 20 geeft L = 84,1
       
  c.
       
       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)