© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. a. r = (22 + (-4)2) = 20
φ = arctan(-4/2) =  -1,11 maar π erbij (tweede kwadrant van het Oxy-vlak):  φ = 2,03
z = 6
(20, 2.03, 6)
       
  b. r = (12 + 12) = 2
φ = arctan (1/1) = 1/4π
z = 1
(2, 1/4π, 1)
       
  c. r = (32 + 42) = 5
φ = arctan (4/3) = 0,93
z = -2
(5, 0.93, -2)
       
2. a. x = 2 • cos(2/3π) = -1
y = 2 • sin(2/3π) = 3
z = 1
(-1, 3, 1)
       
  b. x = 1 • cos(5/4π) = -1/22
y = 1 • sin(5/4π) = -1/22
z = 4
(-1/22, -1/22, 4)
       
  c. x = 6 • cos(1/2π) = 0
y = 6 • sin(1/2π) = 6
z = -6
(0, 6, -6)
       
3. a. Dat is het halfvlak  y = x  voor x, y 0 want dat maakt een hoek van 45º met de positieve x-as.
       
  b. De cilindermantel van een cilinder met straal 5 en as de z-as  
       
  c. Een paraboloïde met symmetrie-as de z-as,  die vanaf top (0,0,9) omlaag loopt.
       
4. z loopt van  (x2 + y2) tot 8 dus dat geeft :
 

  In cilindercoördinaten staat daar  64 - r2
Nu loopt r van  0 tot 8 en φ van 0 tot 2π  immers het bovenaanzicht is de grijze getekende cirkel.
In poolcoördinaten geeft dat:
 

       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)