© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1.
       
  Daarbij is in die laatste stap alles met cosx vermenigvuldigd.
       
2. Noem de hoek onder α hoek β
Dan geldt: 
tanβ = 4/5
tan(α + β) = 7/5

(tanα + tanβ)/(1 - tanαtanβ) = 7/5
(tanα + 4/5) / (1 - tanα4/5) = 7/5
tanα + 4/5 = 7/5(1 - tanα4/5)
tanα + 4/5 = 7/5 - 28/25tanα
53/25tanα3/5
tanα = 3/525/53 = 15/53
       
3.
  vermenigvuldig teller en noemer met 1 - tan2x:
       
 
  Haal in de noemer tanx buiten haakjes en je hebt de gezochte formule.
       
4. a.
       
  b. noem de rode hoek α.
tanα = 3/8
   
    dus CB = 48/55
Dan is BD = CB - 3/848/55 - 3/8 = 219/440
       
5. De oplossingen zijn  tanx = 2 + √3  en  tanx = 2 - √3
Dat geeft vier hoeken:  twee in het eerste kwadrant en twee die precies π groter zijn.
Noem de eerste twee  α en β,
tan(α + β) = (2 + √3 + 2 - √3)/(1 - (2 + √3)(2 - √3)) = 4/0
Dat is oneindig groot, dus  α + β = 1/2π
Dan zijn die andere twee gelijk aan 5/2π
Samen zijn de hoeken dus gelijk aan 3π.
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)