© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

Meer opgaven
       
       
1. De volgende tabel is het resultaat van een enquête onder bezoekers van een pretpark. Hij geeft het aantal euro dat tijdens het bezoek gemiddeld aan voedsel en drank wordt besteed.
Maak van deze tabel een cumulatief frequentiepolygoon.
       
 
aantal euro  0 -<  5 5 -<  10 10 -<  15 15 -<  20 20 -<  25 25 -<  30 30 -<  35 35 -<  40
frequentie 5 25 56 87 74 61 32 10
       
2. Hiernaast staat een cumulatief frequentiepolygoon. Het geeft aan hoeveel   minuten mensen gemiddeld douchen per dag.

     
  a. Hoeveel mensen zijn ondervraagd?
     
  b. Van welke klassenindeling is men uitgegaan?
     
  c. Hoeveel mensen douchen minder dan 8 minuten?
     
  d. Hoeveel mensen douchen tussen de 6 en 10 minuten?
     
  e. Bij welk aantal minuten geldt dat 20% van de mensen langer douchet?
       
3. Hieronder staan drie frequentiepolygonen. Eén gewone en twee cumulatieve.
Leg uit welke de gewone is.
       
 

       
4. Domino's heeft een vestiging Amsterdam-Overtoom en ook een vestiging Amsterdam-Ceintuurbaan.
De beide vestigingsmanagers vergelijken de bedragen van de bestellingen die ze op- een avond binnenkregen. Dat geeft de volgende twee cumulatieve frequentiepolygonen.
       
 

       
  a. Maak van het cumulatieve polygoon voor Overtoom een gewoon frequentiepolygoon.
       
  b. "De grafiek van Ceintuurbaan ligt boven die van Overtoom, dus de mensen in Ceintuurbaan besteden gemiddeld meer geld aan hun bestelling", zegt de bedrijfsleider van Overtoom. Geef commentaar.
       
  c. Hoeveel procent van alle mensen besteedde tussen de 40 en 80 euro?
       
  d. Teken deze beide cumulatieve frequentiepolygonen opnieuw, maar nu procentueel. Wat is het voordeel van deze tweede manier?
       
5. De leerlingen van klas B1 en klas B2 hebben beiden een Coopertest gelopen. Dat is een test waarbij je 12 minuten mag hardlopen en dan meet hoeveel km je hebt afgelegd.
De resultaten van de twee klassen staan in de cumulatieve frequentiepolygonen hieronder.
       
 

       
  a. Welke klas had de meeste snelle lopers?
       
  b. Teken een histogram voor klas B1.
       
  c. Guus zit in B1 en zijn tweelingbroer Bert in klas B2.
Na afloop zegt Bert trots tegen Guus:  "Ik heb dubbel zo ver gelopen als jij"
Welke afstanden kan Bert gelopen hebben?
       
     
       
     

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)