© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

Statistisch onderzoek.
       
Een beetje fatsoenlijk statistisch onderzoek verloopt altijd in vier etappes.

Het begint allemaal met een onderzoeksvraag, ofwel:  "Wat willen we met dit onderzoek ontdekken?"
Daarop volgt het verzamelen van gegevens die nodig zijn om die vraag te beantwoorden.
Vervolgens gaan we die gegevens analyseren, en tenslotte trekken we conclusies uit onze analyses.
Na die conclusies kunnen weer nieuwe vragen zijn opgedoken, waardoor het hele stappenplan opnieuw kan beginnen.

Daarom spreken we van de statistische cyclus. 
Laten we de 4 stappen van die cyclus even één voor één bekijken:

       
STAP 1:  de onderzoeksvraag.

In deze fase stellen we meestal een hoofdvraag, en daarnaast worden vaak deelvragen gesteld die nodig zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag.
Bovendien wordt er alvast nagedacht over wat de variabelen van het onderzoek worden (dat zijn de "dingen" die we willen gaan meten of opzoeken, en hoe we die gegevens gaan verzamelen).
Zo'n onderzoeksvraag moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
       
1.  De vraag moet enkelvoudig zijn.
Hij mag niet uit meerdere vragen bestaan.
  FOUT: "Wat zijn de oorzaken van de slechte schoolprestaties bij moeilijk opvoedbare jongeren tussen de twaalf en achttien jaar, en met welke interventiemethodes kunnen de schoolprestaties verbeterd worden?"
     
2. De vraag moet nieuw zijn.
Het heeft geen zin iets te vragen wat iedereen al weet.
  FOUT:  
     
3. De vraag moet duidelijk geformuleerd zijn.
Er mogen geen vage woorden in staan.
  FOUT: "Welke strategie moet de opdrachtgever hanteren om zijn nieuwste product succesvol in de markt te lanceren?"
     
4 De vraag mag geen vooroordelen bevatten.
  FOUT: "Hoe slecht is een scheiding voor de kinderen?"
"Wat kan er gebeuren om deze samenwerking te verbeteren?"
     
5. De vraag moet een open vraag zijn. Die mag dus niet met JA of NEE beantwoord kunnen worden.
  FOUT: "Zijn de examenresultaten van scholieren aan Het Hogeland College het afgelopen jaar verbeterd?"
     
       
Deelvragen.
Nadat de onderzoeksvraag is opgesteld is het handig (en soms nodig) om een aantal deelvragen te stellen.
Dat zijn afzonderlijke dingen die je nodig hebt om de onderzoeksvraag te beantwoorden of te verduidelijken.
Stel dat je onderzoeksvraag is:    "Hoe groot is het verschil in internetgebruik tussen mannen en vrouwen?"
Dan zouden deelvragen kunnen zijn;
   Hoeveel tijd besteden mannen aan internet?
   Hoeveel tijd besteden vrouwen aan internet?
 

Een hoofdvraag die uit twee delen bestaat kun je vaak vervangen door een enkele hoofdvraag met een deelvraag.
Bijvoorbeeld de FOUTE hoofdvraag van hierboven:

"Wat zijn de oorzaken van de slechte schoolprestaties bij moeilijk opvoedbare jongeren tussen de twaalf en achttien jaar, en met welke interventiemethodes kunnen de schoolprestaties verbeterd worden?"

Zou je kunnen vervangen door de hoofdvraag:
Welke interventiemethodes zij het meest effectief  bij moeilijk opvoedbare jongeren tussen twaalf en achttien jaar om de schoolprestaties te verbeteren

Met dan als deelvraag:
Wat zijn de oorzaken van slechte schoolprestaties  bij moeilijk opvoedbare jongeren tussen twaalf en achttien jaar

       
       
STAP 2:  gegevens verzamelen.

Gegevens kun je natuurlijk verzamelen door zelf "op pad" te gaan en interviews of een enquête te gaan houden aan de hand van een steekproef. Je kunt ook veel gegevens uit bestaande bestanden halen.  Op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) staan erg veel gegevens over Nederland.  (http://www.cbs.nl)
Je zou zelfs al je gegevens uit bestaande bronnen kunnen halen. In zo'n geval spreken we van een literatuuronderzoek.

Het is vaak handig om van tevoren al te weten hoe je de gegevens later wilt verwerken omdat dat kan bepalen hoe je je vragen gaat inrichten.

Voorbeeld
Bij een onderzoek naar de smaak van soorten cola kun je een aantal proefpersonen cola laten waarderen. Je kunt dan deze twee soorten vragen stellen:
 
1. Vind je deze cola:       ο  niet lekker
                                  ο  neutraal
                                  ο  lekker
   
2 Geef een cijfer voor de smaak:  1-2-3-4-5-6-7-8-9-10

In het tweede geval kun je berekeningen met cijfers gaan maken  (gemiddelde, standaardafwijking enz.)  Wat je met de antwoorden wilt gaan doen bepaalt voor een deel hoe je je enquête inricht. 

STAP 3.  gegevens analyseren.

In deze stap zul je veel gebruik maken van wiskundige manieren om gegevens te beoordelen. Ik denk daarbij aan dingen als centrummaten, spreidingsmaten en ook verschillende diagrammen om iets duidelijk te maken (EXCEL!!)

STAP 4.  conclusies trekken.

In deze fase worden het volgende soort vragen beantwoord:
- Kun je uit de analyse van je gegevens conclusies trekken, of zijn er nog meer gegevens voor nodig?
- Hoe betrouwbaar zijn de conclusies?
- Is er sprake van een causaal verband of niet?  (lees meer in deze vorige les).

Je zou je statistisch onderzoek eventueel af kunnen sluiten met aanbevelingen voor een vervolgonderzoek.

       
       
 
       
                                       
       
  OPGAVEN.
       
1. Wat is er verkeerd aan de volgende onderzoeksvragen?
       
  a. Hoe kan men ervoor zorgen dat ouderen tegenwoordig goed in hun vel zitten?
       
  b. Heeft het verhogen van de belasting een gunstige invloed op het ondernemersklimaat?
       
  c. Welke problemen spelen het meest bij ondervoede jongeren en wat kun je daaraan doen?
       
  d. Zijn er overeenkomsten tussen de fotografie en de schilderkunst?
       
2. Formuleer mogelijke deelvragen bij de volgende onderzoeksvragen:
       
  a. Hoe kan de communicatie tussen de docenten en de directie binnen deze scholengemeenschap verbeterd worden?
       
  b. Waarom is de inflatie in Nederland tussen 2000 en 2005 zo snel gestegen?
       
  c. Welke manier van feedback geven motiveert leerlingen het meest?
       
       
       
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)