Vreemd genoeg gaat dit symmetriebewijs over een volledig asymmetrische figuur:
Neem een convexe n-hoek die geen evenwijdige zijden heeft.
Kies een punt O binnen deze figuur.
Dan zijn er hoogstens n lijnen door O die de n-hoek in twee stukken met gelijke oppervlakte verdelen.

Bewijs dat.

 

Hiernaast staat een voorbeeld van zo'n n-hoek (in dit geval 7-hoek).
Er staan twee lijnen getekend die de 7-hoek in stukken met gelijke oppervlakte verdelen.

Rood  is dus even groot als blauw, maar ook licht even groot als donker.
Maar omdat  {donkerrood + donkerblauw = 1/2}
en {donkerrood + lichtrood = 1/2}  moet wel gelden dat {donkerblauw = lichtrood}. Op dezelfde manier doorredenerend kunnen we concluderen dat alle vier de delen een gelijke oppervlakte hebben.

Er lijkt geen symmetrie te bekennen, maar die voeren we zelf in door de hele figuur te spiegelen in O.
dat is in de onderste figuur gebeurd.

De twee getekende lijnen verdelen de figuur in 4 kwadranten. Binnen elk van deze kwadranten moeten de zevenhoek en zijn spiegelbeeld elkaar snijden. Immers de oppervlakte van de vier delen was gelijk. Als er geen snijpunt is, dan ligt het ene deel helemaal buiten het andere en heeft dus een grotere oppervlakte. (de lijnstukken kunnen niet gedeeltelijk samenvallen omdat van de oorspronkelijke zevenhoek geen twee zijden evenwijdig waren)

Door twee lijnen te tekenen krijgen we dus 4 kwadranten en noodzakelijkerwijs ook 4 snijpunten van zevenhoek met spiegelbeeld.

Als we nu k zulke lijnen in de veelhoek tekenen krijgen we 2k hoeken in het midden en dus ook 2k sectoren. Dus zouden er ook  minstens 2k snijpunten tussen oorspronkelijke figuur en spiegelbeeld moeten zijn.
Omdat elke willekeurige rechte lijn de zijden van een (convexe!) veelhoek hoogstens twee keer kan snijden kunnen n rechte lijnstukken hoogstens 2n snijpunten met een veelhoek hebben.

De enige mogelijke conclusie is daarom dat  2k ≤  2n  ofwel  kn