Punten en cirkels.
Neem en willekeurig punt A en teken een cirkel c1 met middelpunt A en straal 1.
Kies een tweede punt B buiten deze cirkel (Als ze er allemaal binnen liggen zijn we meteen klaar). Teken cirkel c2 met middelpunt B en straal 1.
Van een willekeurig volgens punt C is óf de afstand naar A kleiner dan 1, óf de afstand naar B. Zo'n punt ligt dus altijd binnen één van beide cirkels.
We moeten dus 13 resterende punten over twee cirkels verdelen. Dan gaan er altijd in één cirkel minstens 7, en samen met het middelpunt zijn er dan minstens. 8 punten binnen deze cirkel.