Eerst maar eens naar m'n grafische rekenmachine grijpen.
Een aantal keer machten van Ö2 intoetsen levert al snel 1,999585..... Dus het lijkt erop dat het antwoord naar 2 gaat.
Ook recursief met  u(n) = Ö2 ^ (u(n - 1))  zie ik in de tabel ook meteen dat de waarde naar 2 loopt.
Die 2 lijkt dus het goede antwoord.

Stom. Dat had ik eigenlijk ook wel zonder rekenmachine kunnen verzinnen.
Stel dat ik een hele serie Ö2-en op elkaar heb gestapeld. Als ik dan de bovenste vervang door 2 dan wordt het totale antwoord groter, want 2 is groter dan Ö2, nietwaar?
Maar de één na laatste  Ö2 tot de macht 2 levert wéér 2 op. En dat gaat zo alsmaar door mijn hele toren zakt in elkaar, en er komt gewoon 2 uit:

Dat betekent dat 2 een bovengrens voor mijn toren is, dus er kan nooit 4 uitkomen.
Stel dat we de toren  S noemen. Dan moet gelden:  (Ö2)S = S  ofwel Ö2 = S1/S.

Een plot van y = x1/x  staat hiernaast.
De grafiek is stijgend tot het maximum bij x = e en daarna dalend.
Dus er horen maximaal twee waarden bij y = Ö2. 
Dat blijken inderdaad 2 en 4 te zijn.