VWO WC, 2018 - I    Bezem.

 

Invloed.
       

Bij verkiezingen wordt vaak gekeken naar het opkomstpercentage, het percentage van de stemgerechtigden dat een stem uitbrengt.
In de periode 1986-1998 daalde het opkomstpercentage voor de Tweede Kamerverkiezingen voortdurend. In 1986 brachten 9199621 van de 10727701 stemgerechtigden hun stem uit, in 1998 waren dat er 8919787 van de 11112189.

       

2p.

1.

Laat zien dat het opkomstpercentage in de periode 1986-1998 inderdaad is afgenomen.

       

Eén van de redenen die vaak genoemd wordt om niet te gaan stemmen is ‘het gevoel geen invloed te hebben’.
Het vervolg van deze opgave gaat over invloed bij beslissingen die via een stemming tot stand komen.

Als voorbeeld bekijken we een groep van 9 personen, die bij meerderheid mogen beslissen over het al dan niet aanvaarden van een voorstel.
Eén van hen is Johan. Hij vraagt zich af hoe groot de kans is dat zijn stem de doorslag geeft. Johans stem is doorslaggevend als van de andere groepsleden er 4 voor het voorstel en 4 tegen het voorstel stemmen.

We gaan uit van de volgende veronderstellingen:
- ieder lid van de groep brengt zijn stem uit;
- ieder lid van de groep heeft dezelfde kans p om vóór het voorstel te stemmen.

       

4p.

2.

Bereken de kans dat Johans stem doorslaggevend is als p = 0,8.
       

We bekijken nu een groep van 11 personen. De kans dat Johans stem de doorslag geeft, is dan

PJohan = 252 • p5  (1 - p)5

Ook hier heeft ieder lid van de groep dezelfde kans p om vóór het voorstel te stemmen.

       

3p.

3.

Onderzoek bij welke waarde van p de kans dat Johans stem doorslaggevend is, maximaal is.

       

De kans PJohan dat Johans stem doorslaggevend is bij een dergelijke stemming hangt af van het aantal medestemgerechtigden en van de waarde van p .
We gaan vanaf nu uit van een situatie met 2n medestemgerechtigden en p =
0,5.
De bedoelde kans is dan gelijk aan:

       

Voor grote waarden van n kun je deze kans goed benaderen met de volgende formule:

       

       

4p.

4.

Bereken hoe groot het verschil is tussen de benaderde kans en de echte kans als er 50 medestemgerechtigden zijn.

       

Naarmate een groep groter wordt, neemt de kans dat Johans stem beslissend is natuurlijk af.
We bekijken dit verschijnsel bij de formule  PJohan 0,564/n

 

Johan vraagt zich af wat er gebeurt met de kans dat zijn stem doorslaggevend is als de groep medestemgerechtigden groter wordt.

       

3p.

5.

Beredeneer hoeveel keer zo klein deze kans wordt als het aantal medestemgerechtigden vier keer zo groot wordt.

       
Bridgedrive.
       

Bridge is een kaartspel waarbij een team van twee spelers tegen een ander team van twee spelers speelt. Zo’n team van twee spelers heet een paar. De Oldenzaalse Bridge Club organiseert ieder jaar een bridgedrive (een toernooi) waar een groot aantal paren aan deelneemt.
Aan de bridgedrive van 2008 namen 192 paren deel. Elk paar speelde acht rondes waarin ze in elke ronde vier spellen speelden. Nadat elk paar deze 32 spellen had gespeeld werden de eindscores bepaald. Het paar met de hoogste eindscore werd de winnaar.

       

3p.

6.

Bereken hoeveel keer er tijdens deze bridgedrive een spelletje bridge werd gespeeld.

       

De bridgedrive wordt gespeeld op 16 verschillende horecalocaties in Oldenzaal. Op elke locatie spelen evenveel paren. Na vier spellen wisselen de paren van locatie volgens een schema dat de spelers van tevoren niet bekend is.

Het paar Hendriks-Hendriks zit klaar voor de eerste ronde. Zij vragen zich af of het paar Van Zomeren-Zenderink tijdens de eerste ronde op dezelfde locatie speelt.

       

3p.

7.

Bereken de kans dat het paar Van Zomeren-Zenderink de eerste ronde op dezelfde locatie speelt als het paar Hendriks-Hendriks.

       

Per spel krijgt elk paar een score op een schaal van 0 tot en met 100. Na afloop van de drive wordt voor elk paar de totale score gedeeld door het aantal gespeelde spellen. Dit geeft een eindscore die wordt afgerond op twee decimalen. Het paar met de hoogste eindscore krijgt positie 1 en wint de hoofdprijs.

We nemen aan dat in 2008 de eindscores normaal verdeeld waren met gemiddelde 50,00 en standaardafwijking 7,12. Het paar Hendriks- Hendriks had een eindscore van 54,66.

       

4p.

8.

Bereken op grond hiervan de positie van dit paar in de eindklassering.
       

In 2007 namen 190 paren deel aan de drive. Hun eindscores staan in deze tabel. Het gemiddelde van deze eindscores is 49,93 en de standaardafwijking is 7,07.

Men vraagt zich af of deze scores ook bij benadering normaal verdeeld zijn. Dit is te onderzoeken door te controleren of deze gegevens in overeenstemming zijn met onder andere de volgende drie regels voor de normale verdeling:
1.  de 68%-vuistregel;
2.  de 95%-vuistregel;

Aan de eerste regel (de 68%-vuistregel) is voldaan.

       

3p.

9.

Onderzoek of de scores in deze tabel ook aan de tweede regel voldoen.

       

 

Talen.
       

De wereldbevolking bedroeg in 2010 ongeveer 6800 miljoen (6,8 miljard) mensen. Volgens schattingen uit dat jaar werden er toen op de wereld ruim 500 talen gesproken.
In deze opgave verstaan we onder sprekers van een taal alleen de mensen voor wie deze taal hun moedertaal is.
Sommige talen worden door meer dan 100 miljoen mensen gesproken, maar er zijn ook talen die nog slechts door enkele tientallen mensen gesproken worden.

Hoe meer mensen een taal spreken, hoe groter we die taal noemen.
Alle aantallen in deze opgave hebben betrekking op het jaar 2010 en zijn benaderingen op grond van schattingen.
De grootste taal is het Mandarijn met 800 miljoen sprekers. De kans dat van 6 willekeurig gekozen mensen uit de totale
wereldbevolking er minstens één Mandarijn spreekt, is groter dan 0,5.

       

4p.

10.

Bereken deze kans in drie decimalen nauwkeurig.
       

Van alle gesproken talen is er een ranglijst waar de talen op volgorde van veel naar weinig sprekers staan. De top-15 van de meest gesproken talen in 2010 staat in onderstaande tabel.

       
Mandarijn 800000000
Spaans 358000000
Engels 350000000
Hindi/Urdu 240000000
Bengaals 170000000
Russisch 160000000
Portugees 150000000
Arabisch 150000000
Japans 126000000
Duits 100000000
Wu 90000000
Javaans 70000000
Punjab 70000000
Frans 70000000
Telugu 70000000
       

Deze 15 talen hebben samen 2974 miljoen sprekers. Van de ruim 500 talen zijn er 86 talen met 10 miljoen of meer sprekers. Op de 44e plaats staat het Nederlands met 20 miljoen sprekers. Hieruit kun je concluderen dat de talen op de plaatsen 45 tot en met 86 elk minstens 10 miljoen en hoogstens 20 miljoen sprekers hebben.

Met deze gegevens kun je niet het exacte totaal aantal sprekers van de 86 talen met meer dan 10 miljoen sprekers berekenen. Wel is het mogelijk om een onder- en een bovengrens van dit aantal te berekenen.

       

4p.

11.

Laat zien dat het mogelijk is dat het totaal aantal sprekers van de eerste 86 talen groter is dan 5,7 miljard.

       

Onderzoekers willen een formule opstellen waarmee het totaal aantal sprekers van de n grootste talen berekend kan worden als n gegeven is.
Neem aan dat geen enkel tweetal talen precies hetzelfde aantal sprekers heeft.

       

3p.

12.

Beredeneer dat de grafiek van het totaal aantal sprekers afnemend stijgend is.

       

Het verband tussen het totaal aantal sprekers A van de n grootste talen en n kan worden benaderd met de volgende formule:

A = 0,92 • n0,43

Hierbij is n het plaatsnummer van een taal en A het totaal aantal sprekers in miljarden van de n grootste talen.

Volgens deze formule zouden er voor de 6,8 miljard sprekers veel minder dan de eerder genoemde ruim 500 talen zijn.

       

3p.

13.

Bereken hoeveel talen er volgens de formule zouden zijn.

 

       
Benzineverbruik.
       

Op sommige stukken snelweg staat een bord met de aansporing ‘Rij schoner, rij 80 in z’n 5.’

Naar aanleiding hiervan onderzocht een journalist hoe het benzineverbruik van een auto afhangt van de snelheid en de versnelling waarin de auto rijdt.

De journalist reed ’s nachts 6 keer een afstand van 10 km op een recht stuk snelweg. Met behulp van cruise control reed hij eerst met 80 km per uur in de derde, vierde en vijfde versnelling en vervolgens met 90 km per uur in de derde, vierde en vijfde versnelling. Elke seconde werd het benzineverbruik geregistreerd.

       

4p.

14.

Bereken hoeveel meetgegevens de journalist op deze manier verzamelde.
       

In de vijfde versnelling is de auto steeds het zuinigst. In de tabel staat de literafstand L (het aantal kilometer dat je per liter benzine kunt rijden) van de auto in de vijfde versnelling bij verschillende snelheden. In de tabel kun je bijvoorbeeld zien dat de literafstand van de auto bij een snelheid van 80 km per uur 21,62 km is. Dat betekent dat je bij deze snelheid 21,62 km kunt rijden met 1 liter benzine.

       
literafstand en de bijbehorende snelheid in de vijfde versnelling
snelheid v  (km/uur) 80 90 100 110
literafstand L (km) 21,62 19,88 17,82 15,95
       

De journalist stelde dat er tot een snelheid van 110 km per uur bij benadering sprake was van een lineair verband tussen de literafstand L en de snelheid v.

       

4p.

15.

Stel een formule op van dit verband.
       

In werkelijkheid zal bij snelheden van ten minste 90 km per uur het verband tussen de literafstand en de snelheid niet lineair zijn. Het is ook denkbaar dat de afname van de literafstand exponentieel verloopt.

       

4p.

16.

Bereken in dat geval de groeifactor per 10 km per uur en bereken daarmee bij welke snelheid de literafstand 10 km zal zijn.

       

In een voorlichtingsfolder over zuinig rijden lezen we: ‘Een zuinige snelheid is 90 km per uur. Als je 120 km per uur rijdt, dan neemt de literafstand met 30% af. Rijd je 140 km per uur, dan is de literafstand al met 48% afgenomen.’

Je kunt met bovenstaande gegevens berekenen met hoeveel procent de literafstand afneemt als de snelheid toeneemt van 120 km per uur naar 140 km per uur.

       

4p.

17.

Bereken dit percentage.
       

 

Vingerafdrukken.
       

Na een misdrijf zoekt de politie vaak naar vingerafdrukken. Van ieder mens zijn de vingerafdrukken uniek. Daardoor kan men aan de hand van vingerafdrukken vaststellen wie er op de plaats van het misdrijf geweest is. De gevonden vingerafdrukken vergelijkt men met de vingerafdrukken van een verdachte of met de vingerafdrukken in een databank.
Omdat het vergelijken van vingerafdrukken veel werk is, deelt men de vingerafdrukken in groepen in.

Een bekend systeem is de Henry classificatie. Hierin onderscheidt men drie patronen: de boog, de lus en de kring. Elke vingerafdruk heeft één van deze patronen. Zie de volgende figuur.

       

       

De vingers worden genummerd, te beginnen bij de rechterduim. Een vingerafdruk met een boog of lus krijgt de waarde 0. Een vingerafdruk met een kring krijgt de waarde zoals aangegeven in de volgende  tabel.

       
  R
duim
R
wijs-
vinger
R
middel-
vinger
R
ring-
vinger
R
pink
L
duim
L
wijs-
vinger
L
middel-
vinger
L
ring-
vinger
L
pimk
vingernummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
waarde
(indien kring)
16 16 8 8 4 4 2 2 1 1
       

De Henry classificatie voor een vingerafdrukkenset van tien vingers wordt nu berekend met de volgende formule:

       

       
De waarde van H kan bepaalde grenzen niet overschrijden.
       

4p.

18

Bereken de minimale en de maximale waarde van H.
       
In de volgende tabel  staat een vingerafdrukkenset uit de databank.
       
vingernummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Boog (B), Lus (L) of Kring (K) L K B B K B L B K K
       
Voor de vingerafdrukkenset van deze tabel is de Henry classificatie:
       

       

Dit wordt genoteerd als een breuk en niet vereenvoudigd.

In onderstaande tabel  staat een andere vingerafdrukkenset uit de databank.

       
vingernummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Boog (B), Lus (L) of Kring (K) K B B L K B L K L L
       

3p.

19.

Bereken de Henry classificatie van de vingerafdrukkenset in deze laatste tabel.
       

Met dit systeem is het ook mogelijk om bij een gegeven Henry classificatie terug te vinden welke vingers een kringpatroon hebben.

Een vingerafdrukkenset heeft Henry classificatie 7/14

       

4p.

20.

Onderzoek welke vingers van deze vingerafdrukkenset een kringpatroon hebben.

       

De getallen 16, 8, 4, 2 en 1 in de eerste tabel zijn zo gekozen dat met de optelling hiervan alle mogelijke waarden tussen het minimum en maximum gemaakt kunnen worden.

De Henry classificatie mag niet vereenvoudigd worden, omdat er meerdere vingerafdrukkensets zijn waarvan we de Henry classificatie kunnen vereenvoudigen tot bijvoorbeeld het getal 3, zoals de set uit het eerste voorbeeld met Henry classificatie  18/6

       

4p.

21.

Onderzoek van hoeveel vingerafdrukkensets de Henry classificatie kan worden vereenvoudigd tot 3.

       
Het is mogelijk dat twee verschillende vingerafdrukken dezelfde Henry classificatie hebben. Om te bepalen of twee vingerafdrukken identiek zijn, kijkt men naast de Henry classificatie naar andere bijzondere punten in het vingerafdrukpatroon.

Een deskundige kiest 12 van zulke bijzondere punten en gaat vervolgens in de databank zoeken naar vingerafdrukken met diezelfde 12 bijzondere punten. Een tweede deskundige kiest onafhankelijk van de eerste ook 12 punten en doet hetzelfde. Als beide deskundigen tot dezelfde conclusie komen staat officieel vast dat de twee vingerafdrukken matchen.

Neem aan dat er in een vingerafdruk 34 bijzondere punten voorkomen en dat elke deskundige hieruit willekeurig 12 punten kiest.

       

5p.

22.

Bereken de kans dat de twee deskundigen hierbij samen 24 verschillende punten kiezen.

       
UITWERKING
   
Het officiële (maar soms beknoptere) correctievoorschrift kun je HIER vinden. Vooral handig voor de onderverdeling van de punten.
   
1. Het opkomstpercentage in 1986  was  9199621/10727701 = 85,....%
Het opkomstpercentage in 1998 was 8919787/11112189 = 80,...%
Dus er is sprake van een afname.
   
2. Johans stem is doorslaggevend als van de andere groepsleden er 4 voor het voorstel en 4 tegen het voorstel stemmen.
Dat aantal is binomiaal verdeeld met n =- 8 en p = 0,8
P(X = 4) = binompdf8, 0.8, 4) =
0,0458
   
3. PJohan = 252 • p5  (1 - p)5  moet maximaal zijn.
Y1 = 252 * X^5 * (1 - X)^5
calc - maximum geeft een maximum voor X =
p = 0,5
   
4. 50 medestemgerechtigden betekent n = 25
echte kans voor n = 25:   (50 nCr 25) • 0,550 = 0,1122....
benaderde kans voor n = 25:     0,564/√25 = 0,1128
De benaderde kans wijkt
0,000525... af
   
5. PJohan0,564/n
Als het aantal medestemmers vier keer zo groot wordt, dan wordt n ook vier keer zo groot.
Dan wordt √n dus twee keer zo groot
Dan wordt 1/√n dus twee keer zo klein.
Dus wordt PJohan twee keer zo klein.
   
6. bij 8 rondes van 4 spellen speelt elk paar 32 spellen
bij 192 paren zijn dat 32 • 192 = 6144 spellen
maar nu is elk spel dubbel geteld (want aan een spel doen 2 paren mee)
dus er zijn 6144/2 =
3072 spellen gespeeld.
   
7. op elke locatie spelen 192/16 = 12 paren.
behalve het paar Hendriks-Hendriks spelen er dus nog 11 andere paren op deze locatie.
In totaal zijn er 191 andere paren.
De kans dat Van Zomeren-Zenderink ook op deze locatie speelt is dus 
11/191
   
8. De kans dat een willekeurig paar een hogere score haalt is   P( X > 54,66 met μ = 50,00 en σ = 7,12)
P(X > 54,66) = 1 - P(X < 54,66) = 1 - normalcdf(0, 54.66, 50.00, 7.12) = 0,2564
Dus naar verwachting zullen er 0,2564 • 192 = 49,2... paren hoger eindigen
De verwachte positie is dus
plaats 50.
   
9. μ + 2σ = 49,93 + 2 • 7,07 = 64,07
μ - 2
σ = 49,93 - 2 • 7,07 = 35,79
en de tabel vallen de nummers  1 tm 4 en 186 tm 190 daarbuiten
Dat zijn er 4 + 5 = 9  en dat is  9/190 • 100% = 4,7%
Dus ertussen valt 95,3% en dat klopt aardig met regel 2.
   
10. de kans dat een willekeurig persoon Mandarijn spreekt is 800/6800 = 0,1176
omdat de wereldbevolking nogal groot is mag je dit beschouwen als een experiment met terugleggen, dus binomiaal.
n =  6,  p = 0,1176
P(minstens één) = 1 - P(geen) = 1 - binomcdf(6, 0.1176, 0) =
0,528
dat is inderdaad meer dan 50%

OF
P(mandarijn) = 0,1176 dus P(geen mandarijn) = 0,8824
P(6 keer niet) = 0,88246 = 0,4720
P(minstens één wel) = 1 - 0,4720 = 0,528
   
11. de eerste 15 talen hebben samen 2974 miljoen sprekers.

nrs.  16 tm 44 hebben tussen de  70 miljoen en 20 miljoen sprekers
dat zijn 29 talen, met in totaal tussen de 29 • 70 = 2030 miljoen en 29 • 20 = 580 miljoen sprekers.

nrs. 45 tot en met 86 hebben elk minstens 10 miljoen en hoogstens 20 miljoen sprekers.
Dat zijn 42 talen met in totaal tussen de 42 • 10 = 420 miljoen en 42 • 20 = 840 miljoen sprekers.

meer dan 10 miljoen ligt tussen de 2974 + 580 + 420 = 3974 miljoen sprekers en  2974 + 2030 + 840 = 5844 miljoen sprekers.

5,7 miljard is  5700 miljoen, dus dat is inderdaad mogelijk.
   
12. er komt van een nummer naar het volgende steeds iets bij dus de grafiek stijgt.

omdat de talen op volorde van klein naar groot staan wordt  de hoeveelheid die erbij komt steeds kleiner, dus de grafiek is afnemend stijgend.
   
13. 0,92 • n0,43 = 6,8
n0,43 = 7,39...
n = 7,39...1/0,43 = 104,78...
Dat is dus bij
n = 105
   
14. 80 km/uur en 10 km betekent een tijd van  10/80 uur  en dat is 10/80 • 3600 = 450 seconden
90 km/uur en 10 km betekent een tijd van 10/90 uur en dat is 10/90 • 3600 = 400 seconden
In totaal zijn dat 3 • 450 + 3 • 400 = 2550 seconden
Er zijn dus
2550 meetgegevens.
   
15. lijn door (80, 21.62) en  (110, 15.95)
a = (15.95 - 21.62)/(110 - 80) = -0,189
L = -0,189v + b
21.62 = -0,189 • 80 + b  geeft  b = 36,74 
dus L = -0,189v + 36,74
   
16. de groeifactor tussen 19,88 en 17,82 is  17,82/19,88 = 0,896
de groeifactor tussen 17,82 en 15,95 is 15,95/17,82 = 0,895
Dat betekent een groeifactor van 0,895 per 10 km
De beginwaarde is  15,95  (bij v =  110), en de eindwaarde moet 10 zijn.
10 = 15,95 • 0,895x  moet opgelost worden.
Y1 = 15,95 * 0,895^X
Y2 = 10
intersect levert X = 4,21
Dat is bij  110 + 10 • 4,21 = 
152 km/uur
   
17. v = 90  geeft  L = 19,88
v = 120 geeft 30% afname dus L = 0,7 • 19,88 = 13,916 km
v = 140 geeft 48% afname, dus L = 0,52 • 19,88 = 10,3376
De afname tussen 120 en 140 is van  13,916 naar  10,3376
Dat is een verschil van 3,5784 en dat is  3,5784/13,916 • 100% =
25,7%
   
18. H is maximaal als de teller maximaal is, en de noemer minimaal.
De teller is maximaal 1 + 16 + 8 + 4 + 2 + 1 = 31
De noemer is minimaal  1 + 0 + 0 + 0 + 0  = 1
H is
maximaal 32.

H is minimaal als de teller en noemer net andersom zijn.
H is
minimaal  1/32
   
19. som van de even vingers:  0 + 0 + 0 + 2 + 0 = 2
som van de oneven vingers:  16 + 0 + 4 + 0 + 0 = 20
H = (1 + 2)/(1 + 20) =
3/21
   
20.

Er moeten 6 punten over de even vingers verdeeld worden.
Dat kan alleen maar via  0 + 0 + 4 + 2 + 0

Er moeten 13 punten over de oneven vingers verdeeld worden.
Dat kan alleen maar via  0 + 8 + 4 + 0 + 1

Een kring is te vinden bij de vingers

linkerduim, linkermiddelvinger, rechtermiddelvinger, rechterpink en linkerringvinger

   
21. onder de 32:
30/10 , 27/924/821/718/6 15/512/49/36/23/1
Dat zijn er 10.
   
22. Gunstige mogelijkheden:
Als de eerste deskundige 12 punten heeft gekozen zijn er voor de tweede nog 22 andere punten over om te kiezen.
Uit die 22 moet hij er 12 kiezen, en dat kan op  22 nCr 12 = 646646 manieren.

Totaal aantal mogelijkheden:
de tweede deskundige moet 12 van de 34 punten kiezen, en dat kan op 34 nCr 12 = 548354040 manieren

Kans = 646646/548354040 =
0,001179...