OPGAVEN
 
   
1. In een groep van 140 leerlingen  hebben alle leerlingen wiskunde A óf wiskunde B (beiden kan niet).
Van de wiskunde A leerlingen zijn er 18 jongens.
Er zijn 90 leerlingen met wiskunde B.
Er zijn bij wiskunde B evenveel meisjes als jongens.
Hoeveel procent van de jongens heeft Wiskunde B?
   
   
OPLOSSING
1. Maak een kruistabel:
 
  jongens meisjes totaal
wiskunde A 18 32 50
wiskunde B 45 45 90
totaal 63 77 140
   
  De groenen volgen uit de tekst, de roden kun je beredeneren.
van de jongens heeft 45/63 • 100% =
71%  wiskunde B.