© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
1. a. voor x naar negatief oneindig wordt de functiewaarde -a · ∞ want de hoogste macht is dan xn  en dat is een oneven macht.
voor x naar positief oneindig wordt de functiewaarde  +a · ∞  , want de hoogste macht is xn
die functiewaarden zijn tegengesteld van teken, dus 0 is een getal tussen die functiewaarden in.
daarom zal f(x) = 0 bereikt moeten worden, dus is er een nulpunt.
       
  b. de functiewaarde moet in totaal netto één keer van teken wisselen (zie vraag a)
dat kan door 1, 3, 5, 7, .... keer van teken te wisselen.
dus zijn er 1,3,5,7,.... nulpunten.
       
2. maak de volgende grafiek:
zet op de x-as de afstand vanaf het beginpunt, dus x loopt van 0 tot 1000
zet op de y-as de gemiddelde snelheid die het treintje over het stuk van x - 50 totheeft gehad.
de grafiek zal de lijn y = 20 minstens één keer moeten snijden.

als de grafiek helemaal onder de lijn van y = 20 ligt, heeft het treintje over alle stukken snelheid  minder dan 20 km/uur  gehad, dus over het hele traject ook.
als de grafiek helemaal boven de lijn van y = 20 ligt, heeft het treintje over alle stukken snelheid meer dan 20 km/uur  gedaan, dus over het hele traject ook.

beide gevallen zijn niet mogelijk, dus de grafiek zal ergens boven de lijn y = 20 liggen en ergens eronder.
dus de grafiek zal de lijn y = 20 minstens één keer snijden.
bij zo'n snijpunt ligt een stuk waar het treintje precies 20 km/uur reed.
       
3. a. f(1) = -6
f(2) = 4
Daartussen moet dus een f(x) = 0 liggen. 
(f is een continue functie)
       
  b. Bekijk de functie  f(x) = lnx - (x - 2)
f(28) = 0,0407
f(29) = -0,0179
Daartussen moet dus een f(x) = 0 liggen
Als  f(x) = 0  dan is  lnx = (x - 2)
(f is een continue functie bij deze x-waarden in de buurt)
 
       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)