© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

       
Bij gebruik van tabellen is het meestal een kwestie van goed lezen en rustig kijken wat er nou eigenlijk in de tabel staat aangegeven.
Er zijn een  paar aparte dingen die je kunt tegenkomen en waar je op moet letten: 
       
1.  Eenheden en Dichtheden

Eenheden en dichtheden worden meestal gegeven door het woordje  "per".
Met eenheden bijvoorbeeld  "meter per seconde"
Met dichtheden bijvoorbeeld  "mensen per vierkante meter"
Bedenk dat "per" precies hetzelfde is als "gedeeld door".

       
"per" = "gedeeld door"
       
Bij dichtheden zou ik er gewoon een formule van maken, bijvoorbeeld als er staat:   dichtheid (in mensen per vierkante meter) dan staat daar eigenlijk: 

dichtheid = aantal mensen/aantal vierkante meter.

 

aantal mensen aantal m2 dichtheid
(in mensen per m2)
2400 23000 ??
?? 40000 34
30000 ?? 20
       
eerste rij:   ?? = 2400/23000 = 0,104
tweede rij:  34 = ??/40000  dus  ?? = 40000 • 34 = 1360000
derde rij:   20 = 30000/??  dus  ?? = 30000/20 = 1500
       
2.  "In duizenden"

Als er in de kop van een tabel staat  "In duizenden" of   " × 1000 " dan betekent dat, dat de getallen die er in staan eigenlijk met 1000 moeten worden vermenigvuldigd om de ware aantallen te krijgen.

       
3.   "per 1000"

Komt meestal voor als het "aantal gevallen per 1000 inwoners" e.d.
Om daarmee te werken kun je het best de inwoners in gedachten in groepen van 1000 indelen. De tabel geeft dan het aantal dat bij één zo'n groep hoort.

Voorbeeldje:

 
aantal inwoners aantal ongelukken aantal ongelukken 
per 1000 inwoners
60350 240 ??
?? 2450 0,25
125000 ?? 3,8
       
eerste rij:  bij 60350 inwoners horen 240 ongelukken. Hoeveel ongelukken horen bij 1000 inwoners.
Maak een verhoudingstabel;
60350 1000
240 ??
dat geeft  ?? = (1000 ´ 240)/60350 = 3,98
       

tweede rij:  1000 inwoners horen 0,25 ongelukken, hoeveel inwoners horen bij 2450 ongelukken?
Maak een verhoudingstabel:

1000 ??
0,25 2450
dat geeft  ?? = (1000 ´ 2450)/0,25 = 9800000 inwoners
       
derde rij:  bij 1000 inwoners horen 3,8 ongelukken. Hoeveel ongelukken horen bij 125000 inwoners?
Maak een verhoudingstabel:
1000 125000
3,8 ??
dat geeft  ?? = (125000 ´ 3,8)/1000 = 475 ongelukken
       
4.   Absoluut en Relatief.

Absoluut betekent: de echte aantallen.
Relatief betekent: de aantallen in procenten:  procent = aantal/totaal • 100
Kijk voor het rekenen met procenten maar in deze les.

Het kan zijn dat de absolute aantallen toenemen maar de relatieve aantallen kleiner worden!!  Kijk maar:

       
jaar relatief aantal zieken absoluut aantal zieken totaal aantal mensen
2007 12% 3400 28330
2008 10% 3600 36000
       
Het percentage is gedaald terwijl het aantal is toegenomen.
Hoe kan dat? Nou, omdat het totaal aantal nog méér is toegenomen!!
       
5.  Tabellen schakelen.

Van twee tabellen kun je één nieuwe tabel maken, als er een grootheid in beide tabellen voorkomt.
Voorbeeldje:

hoogte luchtdruk
1200 1000
1400 940
1600 820
temperatuur hoogte
12 1200
9 1400
7 1600
       
Omdat "hoogte" in beide tabellen voorkomt kun je één nieuwe tabel maken:
luchtdruk (hoogte) temperatuur
1000 (1200) 12
940 (1400) 9
820 (1600) 7
       
       



1. In de volgende tabel staat het aantal bezoekers  (afgerond op honderdtallen) van het museum in Kinkelhoven van 1999 tot en met 2003
       
 
  1999 2000 2001 2002 2003
Kinderen
Volwassenen
16600
21300
15900
20800
29300
20800
30200
21200
29400
20700
Totaal 37900 36700 50100 51400 50100
       
  In januari van één van deze jaren heeft de gemeenteraad besloten dat met ingang van de eerstvolgende maand kinderen gratis naar het museum van Kinkelhoven mogen. Sinds die tijd zijn veel meer kinderen naar het museum gegaan.
In welk jaar is de toegang tot het museum gratis geworden voor kinderen?
       
    a.  2000
b.  2001
c.  2002
d.  2003
 

b.

   
       

2. In de tabel hieronder zie je hoeveel inwoners Nederland had in 1985, 1990, 1993 en 1994.
De aantallen inwoners zijn afgerond op 100000-tallen.
In de tabel komen drie tweetallen opeenvolgende jaren voor, namelijk (1985, 1990) en (1990, 1993) en (1993, 1994).
Bij welk van deze tweetallen jaren nam het aantal inwoners volgens deze tabel gemiddeld per jaar het snelst toe?
       
 
jaar aantal inwoners
1985 15100000
1990 15200000
1993 15300000
1994 15400000

1993-1994

   
       

3.

       
  Op een boterham smeer je 15 g jam. Hoeveel kcal en hoeveel gram koolhydraten bevat dat?
       

52,3 en 1,26

   
 





4. Sharon Steno spaart voor een laptop van 559,90. Ze heeft al een bedrag op haar rekening staan en spaart vanaf 15 juli per week  25,00
       
 

       
  Hoeveel weken moet ze nog sparen?
       

9 weken.

   
 




       

5. Je hebt om 10 : 30 een afspraak op  NS station Harderwijk. Je gaat van huis met de bus (lijn 6) naar NS station Heerenveen. Dat duurt 15 minuten.
       
 

       
  Hoe laat moet je  uiterlijk de bus (lijn 6) nemen om op tijd in Harderwijk te zijn?
       

8 : 32

   
       

6.

  Je bent werkzaam in de horeca en je wordt betaald volgens de CAO.
Je hebt een gemiddelde arbeidstijd van 38 uur per week.
Je zit in groep IV en je bent19 jaar oud.
Wat is je loon volgens de CAO?
       

348,98

   
 





7.

       
  Claudia vliegt van Amsterdam via Philadelphia naar Nassau. Het is in Nassau zes uur vroeger dan in Nederland.
Hoe lang duurt de totale reis?
       

13 : 50

   
 





8.
Toegangskaarten

Prijzen

  Dagkaart Passe-Partout
Volwassenen 14,00 100,00
Jeugd t/m 14 jaar en 65+ 9,00 65,00

       
  Met een passe-partout heb je alle dagen vrij toegang.
Vader (48 jaar) neemt Michael (18 jaar) mee naar het hockey. Ze gaan elke dag één wedstrijd bekijken.
Vader koopt 2 passe-partouts in plaats van losse dagkaarten.

Hoeveel euro is dat goedkoper?
       

€248

   
 





       

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)