|
|
|
|
1. |
Hiernaast
staat een figuur van zes blokken in de vorm van een balk. Het grondvlak van elk blok is
een vierkant met zijde 15 cm.
Blok C is 10 cm hoger dan blok B
Blok B is 10 cm hoger dan blok A
De hoogte van blok C is ongeveer: |
 |
|
|
|
|
|
a. 35 cm
b. 40 cm
c. 45 cm
d. 50 cm |
|
|
|
|
2. |
De hoeken
in de figuur hiernaast zijn allemaal recht.
De omtrek van de figuur is: |
 |
|
|
a. 20
b. 26
c. 28
d. 40 |
|
|
|
|
3. |
Een
rechthoekige tuin heeft een lengte van 70 meter en een breedte
van 35 meter.
Rondom de tuin komt een lage heg.
De tuin wordt bovendien door heggetjes verdeeld in perkjes van 7
bij 7 meter.
Hoeveel meter heg moet worden aangelegd? |
|
|
|
|
4. |
Een klassiek tentje
heeft een breedte van 1,5 meter, is 2,2 meter lang en 75
cm hoog. Het heeft geen gronddoek.
Hoeveel m2 stof hebben we nodig voor één tent?
Rond af op 1 decimaal. |
 |
|
|
|
|
5. |
Een
wielrenner fietst met een zodanig 'verzet' dat het achterwiel
van zijn fiets 3 keer zoveel omwentelingen maakt als de trapas. Op
zijn fietscomputer ziet hij dat hij zijn trappers 1000 keer
heeft laten rondgaan.
Hoeveel kilometer heeft hij afgelegd? Rond af op één
decimaal. |
 |
|
|
|
|