I-1. Op een gegeven lijnstuk
AB: construeer een gelijkzijdige driehoek ABC.
I-2. Gegeven een punt A en een lijnstuk BC, construeer een
lijnstuk AH dat even lang is als BC.
I-3. Een lengte overbrengen.
Daarmee is de euclidische passer veranderd in een gewone passer.
|