OPGAVEN
 
   
1. Gegeven is de vergelijking   3A + 2B = 10 - C
Teken de grafiek van A voor  B = 4
   
2. Gegeven zijn de vergelijkingen   4P + 2Q = 24  en   2P + 2 = 4Q
Schets de grafieken van deze vergelijkingen en bereken algebraïsch de coördinaten van het snijpunt.
OPLOSSING
1. B = 4  geeft   3A + 8 = 10 - C Þ   3A = 2 - C   Þ    A = 2/3 - 1/3C

   
2. 4P + 2Q = 24 Þ 4P = 24 - 2Q Þ  P = 6 - 1/2Q
2P - 4Q = -2  Þ  2P = -2 + 4Q  Þ  P = -1 + 2Q

snijpunt:  
6 - 1/2Q = -1 + 2Q
6 + 1 = 2Q + 1/2Q
7 = 21/2Q
Q = 2,8

Dat geeft  P = 6 - 1/2 × 2,8 = 4,6.
Het snijpunt is 
(2.8,  4.6)